Uitspraak
Uitspraak d.d. 17 juni 2015
[X] b.v. te [Z], belanghebbende,
Beschikking, aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg
Loop van het geding in hoger beroep
Vaststaande feiten
Waarde chalets
Vergelijkingsobjecten
Produktie 1: rekenblad
[Y]
"[Y]
Referentie 2: [I] te [J]
Toelichting op waardering
Oordeel van de rechtbank
a) of [de heffingsambtenaar] terecht de zogenoemde recreatiebepaling van artikel 16, aanhef en onderdeel e, van de Wet WOZ heeft toegepast, en
“Voor de toepassing van de wet wordt als één onroerende zaak aangemerkt:
a. een gebouwd eigendom;
b. een ongebouwd eigendom;
c. een gedeelte van een in onderdeel a of onderdeel b bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt;
d. een samenstel van twee of meer van de in onderdeel a of onderdeel b bedoelde eigendommen of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar horen;
e. een geheel van twee of meer van de in onderdeel a of onderdeel b bedoelde eigendommen, of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan, of in onderdeel d bedoelde samenstellen, dat naar de omstandigheden beoordeeld één terrein vormt bestemd voor verblijfsrecreatie en dat als zodanig wordt geëxploiteerd;
(…).”
“Met betrekking tot een recreatieterrein kunnen zich de volgende situaties voordoen:
- er is door de eigenaar van de woning een recht van opstal gevestigd ten behoeve van de woning;
- de woning is door natrekking eigendom van de eigenaar van de grond geworden.
De nota van wijziging ziet op de laatstgenoemde situatie. De voorgestelde wijziging leidt ertoe dat in de gevallen waarin de woning door natrekking eigendom van de eigenaar van de grond is geworden er voor die woning geen afzonderlijke WOZ-waarde meer voorhanden is.”
In een geval waarin een belastingplichtige een onroerende zaak kort na de waardepeildatum heeft gekocht, moet er in de regel van worden uitgegaan dat de waarde overeenkomt met de door de belastingplichtige betaalde prijs, zulks tenzij de partij die zich daarop beroept feiten of omstandigheden stelt en aannemelijk maakt waaruit volgt dat de koopsom niet die waarde weergeeft (HR 29 november 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA8610). Hetzelfde heeft volgens vaste jurisprudentie te gelden in het geval dat, zoals hier, de koop kort voor de waardepeildatum - 3 november 2008 - heeft plaatsgevonden.
Geschil in hoger beroep en standpunten en conclusies van partijen
Beoordeling van het hoger beroep
Proceskosten en griffierecht
Beslissing
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- wijzigt de beschikking aldus dat de waarde nader wordt vastgesteld op € 3.600.000;
- vernietigt de aanslag;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 2.762,60;
- gelast de heffingsambtenaar aan belanghebbende een bedrag van € 811 aan griffierecht te vergoeden.