In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de partneralimentatie. De man, verzoeker in hoger beroep, stelde dat de vrouw, verweerster in hoger beroep, samenwoonde met een ander als ware zij gehuwd, waardoor zijn verplichting tot het betalen van alimentatie zou eindigen. De vrouw ontkende deze samenwoning en voerde aan dat haar verblijf bij de heer [naam] voortkwam uit haar psychische problemen en niet uit een gezamenlijke huishouding. Het hof heeft de observaties van een onderzoeksbureau in overweging genomen, waaruit bleek dat de vrouw gedurende een lange periode voornamelijk bij de heer [naam] verbleef en dat er sprake was van wederzijdse verzorging. Het hof concludeerde dat de vrouw en de heer [naam] een affectieve relatie hadden en samenleefden als ware zij gehuwd, wat leidde tot de beslissing dat de alimentatieverplichting van de man eindigde op 30 oktober 2013. Daarnaast werd de vrouw veroordeeld tot terugbetaling van onverschuldigde partneralimentatie en de kosten van het recherche rapport. De uitspraak benadrukt de vereisten voor het beëindigen van alimentatie op basis van samenwoning en de rol van observaties in dergelijke zaken.