"3. De beroepsgrond dat [de Heffingsambtenaar] de WOZ-waarde van € 162.000,- niet aannemelijk heeft gemaakt, faalt.
De WOZ-waarde dient gelijk te zijn aan de prijs die de meest biedende koper betaalt na de meest geschikte voorbereiding. Op [de Heffingsambtenaar] rust de plicht aannemelijk te maken welke prijs de meest biedende koper betaalt na de meest geschikte voorbereiding. In beginsel is [de Heffingsambtenaar] gehouden dit te doen aan de hand van verkoopprijzen van de best vergelijkbare woningen, waarvan de verkoopprijzen moeten zijn gerealiseerd zo dicht mogelijk rond de waardepeildatum. Het doel en de strekking van de Wet WOZ brengen verder met zich dat de waarde van een onroerende zaak wordt bepaald voor elk tijdvak opnieuw. Iedere waardebepaling voor een belastingjaar staat dus op zichzelf. [De Heffingsambtenaar] heeft aan de hand van het taxatierapport van [… 1] van 17 maart 2014 en de aanvulling op het taxatierapport zoals opgenomen in het verweerschrift van 20 maart 2014 voldaan aan de op hem rustende bewijslast. [Belanghebbende] bestrijdt niet dat de in het rapport gehanteerde vergelijkingsobjecten wat de belangrijkste waardebepalende elementen betreft – zoals het type object, inhoud en bijgebouwen – voldoende vergelijkbaar zijn met de woning en derhalve bruikbaar zijn voor de vergelijking.
Ten aanzien van het betoog van [belanghebbende], dat [de Heffingsambtenaar] bij het vaststellen van de WOZ-waarde onvoldoende rekening heeft gehouden met de negatieve omgevingsfactoren (de nabijheid van een viaduct, een spoorlijn, een drukke weg (de rijksweg A16) en de parkeerdruk), is de rechtbank van oordeel dat uit het taxatierapport van [… 1], de aanvulling hierop in het verweerschrift en de door [de Heffingsambtenaar] ter zitting gegeven toelichting, volgt dat [de Heffingsambtenaar] deze factoren voldoende heeft meegewogen bij het bepalen van de WOZ-waarde van de woning van [belanghebbende].
Het betoog van [belanghebbende] dat de in het verweerschrift genoemde vergelijkingsobjecten [A], [D], [C], [E] en [F] een niet vergelijkbare ligging hebben en daarom niet geschikt zijn om als vergelijkingsobject treft evenmin doel nu [de Heffingsambtenaar] naast deze vergelijkingsobjecten nog een zestal objecten heeft benoemd die op vergelijkbare afstand van de spoorlijn en de A16 zijn gelegen. De verkoopprijzen van deze objecten zijn weliswaar verder van de waardepeildatum gerealiseerd en hierdoor zijn de objecten minder geschikt om als vergelijkingsobject te fungeren, maar zij bieden, in samenhang bezien met de overige - geschikte - vergelijkingsobjecten een goede aanvullende onderbouwing van de WOZ-waarde van de woning van [belanghebbende].
De woningen die [belanghebbende] heeft geduid zijn niet geschikt om als vergelijkingsobject te dienen. Deze woningen zijn niet verkocht maar staan nog te koop. De WOZ-waarde dient te worden bepaald aan de hand van actuele verkoopcijfers. Ook overigens heeft [belanghebbende] de door hem bepleite waarde van € 159.000,- niet aannemelijk gemaakt.