In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 7 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte werd beschuldigd van diefstal, nadat hij samen met een ander in diens woning was en deze op enig moment levenloos aantrof. De verdachte heeft vervolgens de woning doorzocht en een mobiele telefoon en sieraden van de overledene gestolen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 29 januari 2015 te Monster, gemeente Westland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening deze goederen heeft weggenomen, toebehorende aan de benadeelde partij. De verdachte is eerder veroordeeld voor vermogensdelicten, wat meegewogen is in de strafmaat. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden, maar de advocaat-generaal heeft in hoger beroep een zwaardere straf geëist van 8 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, waardoor deze haar schadevergoeding enkel bij de burgerlijke rechter kan vorderen. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in aanmerking genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.