GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 24 juni 2015
Zaaknummer : 200.160.657/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 14-1707
Zaaknummer rechtbank : C/10/445825
[appellant],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. R.W.J.M. te Pas te Rotterdam,
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M.I. Agema te Rotterdam.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 3 december 2014 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 9 september 2014 van de rechtbank Rotterdam.
De vrouw heeft op 27 januari 2015 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- op 10 december 2014 een faxbericht van 9 december 2014 met bijlage;
- op 11 maart 2015 een brief van 9 maart 2015 met als bijlage een V-formulier van 9 maart 2015 met bijlagen;
- op 23 april 2015 een V-formulier van diezelfde datum met bijlagen;
- op 24 april 2015 een V-formulier van diezelfde datum met bijlage;
- op 29 april 2015 een V-formulier van diezelfde datum met bijlagen;
van de zijde van de vrouw:
- op 20 april 2015 een brief van 17 april 2015 met als bijlage een V-formulier van diezelfde datum met bijlage.
Het hof heeft bij beschikking van 25 maart 2015 de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot schorsing van de werking van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bestreden beschikking. Tevens is de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om de vrouw op grond van artikel 288 juncto 360 lid 2 Rv te verplichten om zekerheid te stellen tot het bedrag dat zij tot de dag van de beschikking van het hof aan partneralimentatie zal ontvangen.
De zaak is op 1 mei 2015 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.
De advocaten van partijen hebben ter zitting pleitnotities overgelegd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is het verzoek van de man, tot wijziging van de door de rechtbank Rotterdam bij beschikking van 22 juli 2013 ten laste van de man aan de vrouw toegekende uitkering tot levensonderhoud van € 700,- per maand, in die zin, dat hij met ingang van 1 januari 2014 geen bijdrage meer dient te voldoen, afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.
De echtscheidingsbeschikking is op [inschrijfdatum] ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
Hieronder zal het hof zo nodig op hele cijfers afronden.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de door de man aan de vrouw te betalen uitkering tot levensonderhoud voor de vrouw, hierna ook partneralimentatie.
2. De man verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende, te bepalen:
- dat de alimentatieverplichting van de man ten behoeve van de vrouw met ingang van 30 augustus 2013, althans vanaf 1 januari 2014 opnieuw zal worden vastgesteld op nihil, althans op een door het hof te bepalen lager bedrag, met veroordeling van de vrouw tot terugbetaling van de door de man vanaf 25 februari 2014 teveel betaalde alimentatie;
- de vrouw te veroordelen in de kosten van beide instanties.
3. De vrouw verweert zich daartegen en verzoekt het hof, rechtdoende in hoger beroep, de man in zijn hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans de bestreden beschikking te bekrachtigen zo nodig met verbetering van de gronden.
4. De advocaat van de vrouw heeft ter terechtzitting bezwaar gemaakt tegen de door de man op respectievelijk 23, 24 en 29 april 2015 overgelegde stukken, nu deze volgens het Procesreglement verzoekschriftprocedures familiezaken gerechtshoven te laat zijn ingediend.
5. Het hof overweegt dat deze stukken eenvoudig zijn te doorgronden, alsmede dat de advocaat van de vrouw daarop in de pleitnotities ook heeft gereageerd. Er is derhalve geen sprake van schending van de goede procesorde, zodat het hof voormelde stukken in aanmerking zal nemen.