In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 17 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de kosten van de betekening van een dwangbevel door de Ontvanger van de Belastingdienst. De belanghebbende, [X], had bezwaar gemaakt tegen de kosten van € 50 die in rekening waren gebracht voor de betekening van een dwangbevel dat was betekend ter invordering van een onbetaald gebleven naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting. De Ontvanger had het bezwaar ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende in beroep ging bij de rechtbank. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarna de belanghebbende hoger beroep instelde bij het Hof.
Tijdens de mondelinge behandeling op 13 maart 2015 was de Ontvanger aanwezig, maar de belanghebbende was niet verschenen. Het Hof oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de Ontvanger rechtsgeldig uitspraak had gedaan op het bezwaar van de belanghebbende. Het Hof bevestigde de beslissing van de rechtbank dat de kosten van de betekening van het dwangbevel terecht in rekening waren gebracht. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende geen feiten of omstandigheden had aangevoerd die een andere conclusie rechtvaardigden. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Het Hof heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken.