ECLI:NL:GHDHA:2015:2007

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
9 januari 2015
Publicatiedatum
14 juli 2015
Zaaknummer
BK-14-00391
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verwijzing na Hoge Raad
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terecht opgelegde naheffingsaanslag en boete voor belastingplichtige in BPM-zaak na verwijzing door Hoge Raad

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag aanhangig is gemaakt na verwijzing door de Hoge Raad, staat de vraag centraal of de naheffingsaanslag en de boete die aan belanghebbende zijn opgelegd terecht zijn. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM) van € 7.198, die samen met een boete van hetzelfde bedrag aan belanghebbende is opgelegd. De rechtbank Noord-Holland had eerder het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard. Belanghebbende had tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Amsterdam, dat de uitspraak van de rechtbank bevestigde. De Hoge Raad vernietigde deze uitspraak en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag voor verdere behandeling.

Het Hof stelt vast dat de kwestie na verwijzing niet meer aan de orde is, en dat het geschil zich nu richt op de vraag of belanghebbende als belastingplichtige kan worden aangemerkt. De feiten zijn dat op 25 juli 2010 een personenauto van belanghebbende is staande gehouden door de politie, waarbij is vastgesteld dat deze auto niet geregistreerd was in het Nederlandse kentekenregister. Belanghebbende heeft verklaard dat hij de auto in Duitsland heeft gekocht, maar het Hof oordeelt dat hij feitelijk de beschikking had over de auto en dat hij op de hoogte was van de BPM-regelgeving.

Het Hof concludeert dat de naheffingsaanslag en de boete terecht zijn opgelegd, omdat belanghebbende met opzet heeft geprobeerd te verhullen dat de BPM niet was betaald. De opgelegde boete van 100% wordt als passend en geboden beschouwd, mede gezien de recidive van belanghebbende in vergelijkbare zaken. Het Hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-14/00391

Uitspraak van 9 januari 2015

in het geding na verwijzing tussen:

[X] te [Z], belanghebbende,

en
de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Doetinchem, de Inspecteur,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland (Haarlem) van 29 mei 2012, nr. AWB 11/6121.

Naheffingsaanslag, boetebeschikking, bezwaar en beroep

1.1.
Aan belanghebbende zijn een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen (BPM) van € 7.198 en bij beschikking een boete van € 7.198 opgelegd.
1.2.
Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag en de boetebeschikking gehandhaafd.
1.3.
Tegen de uitspraken van de Inspecteur heeft belanghebbende beroep bij de rechtbank ingesteld. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

Hoger beroep en beroep in cassatie

2.1.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Amsterdam. Het Gerechtshof Amsterdam heeft bij uitspraak 25 april 2013, nr. 12/00473, de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
2.2.
Belanghebbende heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam. De Hoge Raad heeft bij arrest van 4 april 2014, nr. 13/02935, de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam vernietigd en het geding verwezen naar het Gerechtshof Den Haag ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest.
2.3.
Partijen hebben zich over het arrest van de Hoge Raad (verwijzingsarrest) uitgelaten, belanghebbende bij brief van 22 juli 2014 en de Inspecteur bij brief van 8 mei 2014.
2.4.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 28 november 2014 in Den Haag. Partijen zijn verschenen.

Verwijzingsarrest

3. De Hoge Raad heeft overwogen:
"(…)
3.1.
Blijkens het van de zitting van het Hof [Gerechtshof Amsterdam] opgemaakte proces-verbaal heeft de gemachtigde verklaard dat hij pas sinds kort op de hoogte was van deze zaak en de stukken niet kende. Hij heeft het Hof op die grond om aanhouding verzocht. Het Hof heeft dit verzoek afgewezen.
3.2.
Middel I betoogt dat het Hof de beslissing om het verzoek om aanhouding af te wijzen ten onrechte niet heeft gemotiveerd.
3.3.
De eisen van een goede rechtspleging brengen mee dat de rechter die een gemotiveerd verzoek als hiervoor in 3.1 bedoeld, afwijst, die beslissing in zijn uitspraak met redenen omkleedt. Aangezien die redengeving ontbreekt, slaagt middel I. 's Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. De overige middelen behoeven geen behandeling. Verwijzing moet volgen.
(…)"

Feiten

Het Hof stelt, voor een belangrijk deel de door de rechtbank beschreven feiten overnemend, vast:
4.1.
Op 25 juli 2010 is door een viertal verbalisanten van de politie Zaanstreek-Waterland, unit [Y], op het adres [A] in [Z] een onderzoek ingesteld. Het proces-verbaal ("proces-verbaal van bevindingen") dat naar aanleiding van het onderzoek is opgesteld, vermeldt:
"(…)
Relevante acteurs
Betrokkene:
[X] (man), geboren [in] 1976 te [B], (…)
Bevindingen
(…)
Op zondag 25 juli 2010 omstreeks 08.45 uur was betrokkene [X], (…) gecontroleerd door collegae van het Korps Landelijke Politie Diensten op de Rijksweg A16 te [G 1]. [X] reed daar in een personenauto van het merk [C], type [D], voorzien van het kenteken […]. Achter dit voertuig zat gekoppeld een trailer, voorzien van het kenteken […]. Op deze trailer lag een motorboot van het merk [E] met op de achterzijde de tekst […]. Het kenteken […] bleek achteraf te zijn afgegeven voor een [F]. Op verzoek van het Korps Landelijke Politie Diensten werd ons gevraagd voornoemde combinatie te controleren. Op zondag 25 juli 2010 omstreeks 16:00 uur bevonden wij ons op het woonadres van [X], hier werd door ons niet de bovenstaande combinatie aangetroffen. Het is ons ambtshalve bekend dat [X] tevens woonachtig is op de [A] te [Z]. Alwaar wij richting de [A] vertrokken. Omstreeks 16:15 uur bevonden wij ons op de [A], ter hoogte van een boerderij. Naast deze boerderij bevinden zich twee aan elkaar geschakelde schuren met eigen oprijpad. Wij zijn het terrein opgelopen van deze schuren. Achter op het terrein zagen wij de eerder genoemde combinatie van personenauto, aanhangwagen en motorboot staan. Wij zagen dat de kentekenplaten van de personenauto inmiddels veranderd waren. Wij zagen dat er op de personenauto kentekenplaten zaten met het Duitse kenteken […]. Op deze kenteken plaat stond tevens in oranje vakjes […]. Wij zagen dat op de linkerzijde achter het voorraam een chassisnummer, […], stond ingeslagen. Dit chassisnummer hebben wij bevraagd bij de centrale meldkamer van de regio politie Zaanstreek-Waterland. Wij hoorden dat voor het chassisnummer […] een [C] was afgegeven voorzien van het Duitse kenteken […]. Door onze meldkamer is tevergeefs contact gezocht met de instantie EPICC (…), welke in het weekend gesloten bleek. EPICC had voor ons het Duitse kenteken kunnen natrekken in de voor hun beschikbare systemen. Ter plaatse op het terrein van de [A], zagen wij dat er een manspersoon naar ons toe kwam lopen. Deze persoon legitimeerde zich als eerder genoemde betrokkene [X]. Hij verklaarde het voertuig te hebben gekocht in Duitsland in April 2010. Hij toonde ons tevens een kopie van het kentekenbewijs deel 2. Wij hebben [X] daarop medegedeeld onze bevindingen bekend te maken bij het Korps Landelijke Politie Diensten en hebben wij het terrein verlaten.
(…)"
4.2.
Blijkens een door de verkeerspolitie van het Korps Landelijke Politiediensten, unit Breda, op 22 september 2010 opgesteld rapport ("mutatierapport") is op 25 juli 2010, omstreeks 8.45 uur, een personenauto van het merk [D], voorzien van het kenteken […] binnen de gemeente [G 1] staande gehouden. Het rapport vermeldt verder:
"(…)
Hoofdincident
Registratienummer: 2010036612
HKS-nummer: PL2613.613.2010.234
Titel: Vals Kenteken […]
Maatschappelijke klasse: Vals kenteken/kentekenplaten
Datum/tijdstip kennisname: zondag 25 juli 2010 te 08.45 uur
Pleegdatum/tijd: Op zondag 25 juli 2010 te 08.45 uur
Plaats voorval: de A59 ter hoogte van hectometerpaal 89.0 rechter rijbaan, binnen de gemeente [G 1]
Soort locatie: Openbare weg/-water
(…)
Betrokken personen
Kaartnummer: […]
Achternaam: [X]
Voornamen: [X]
Geboren: [in] 1976
(…)
Kaartnummer: […]
Achternaam: [H]
Voornamen: [H]
Geboren: [in] 1976
(…)
Betrokken motorvoertuig
Kaartnummer: […]
Uniek goednummer: […]
Voertuig: Personenauto
Merk/type: [D]
Kleur: Zwart
Land: Nederland
Kenteken: […]
Chassisnummer: […]
Bijzonderheden: Ingevoerd vanuit duitsland 04/2010 exportkent.: […]
Rol: Betrokken
Eigenaar: [X], […]
Bestuurder: [H], […]
Betrokken vaartuig
Kaartnummer: […]
Uniek goednummer: […]
Naam schip:
Rol: Betrokken
Eigenaar: [X], […]
Toelichting bij incident
Zagen wij een [D] ([…]) met aanhangwagen ([…]) met daarop een boot, rijden op de A16 Li. Genoemde vrtg met ahw nam de afslag naar de A59 Re. Zagen bestuurder ([H]) en 3 inzittenden in de [D] zitten. De boot was niet voorzien van een zichtbare registratienummer. Kenteken vrtg en ahw konden we niet bevragen via de MDT ivm ongeldige waarden. Bij bevraging meldkamer, bleek de tenaamgestelde ([X]) van de […] en de ahw, een volledige ontzegging van de rijbevoegdheid te hebben. Hierop vrtg staande gehouden. [X] zat zelf niet achter het stuur maar als bijrijder. Bijrijder [X] verklaarde eigenaar te zijn van de boot. Hij heeft de boot in 2006 gekocht bij [I] ([I] eigenaar van dit bedrijf). Hij heeft er 2 jaar over gedaan om de boot te restaureren. Hij kwam nu terug vanuit Cannes en was op weg naar huis. Omdat de boot, volgens zijn verklaring, alleen in Frankrijk werd gebruikt, had hij geen registratie aangevraagd. Diverse foto's gemaakt van trekkend vrtg, boot en nummers.
Gegevens boot:
Merk: [I]
Type: [I]
Serienummer: […]
Bouwjaar: 1964 (volgens verklaring [X])
(…)
Tijdens bevraging van kenteken […] en […], hoorden wij alleen de gegevens van de tenaamgestelde en derhalve niet van het vrtg zelf. Bij bevraging achteraf in NSIS, bleek dat het kenteken […] niet bij de [D] hoorde, maar bij een [J] bestelwagen. Tevens bleek dat [X] naast deze [J] en Ahw nog 11 vrtg op zijn naam heeft staan. Hier zat geen [D] tussen. Volgens meldkamer kwam [X] vele malen voor in HKS terzake 9 feiten in drie regio's. Uit blue view bleek dat zijn naam vele malen voorkomt in tapgesprekken bij diverse onderzoeken.
25/07/2010 HvG/1114:
Door [K] werden diverse systemen en internet doorzocht of bovengenoemde boot/nummers mogelijk gelinkt kon worden aan een gestolen boot. Bleek nergens als ontvreemd gesignaleerd te staan. In Blueview heeft [X] inmiddels 68 registraties, waaronder ook het rijden met valse kentekenplaten. Contact opgenomen met politie [Y]. Wachtcommandant: [L] doch gesproken met diens plaatsvervanger [M]. Bij het noemen van de naam [X], hoefde ik verder niets meer te zeggen. Hem onze bevindingen van hedenochtend voorgelegd en verzocht of zij bij [X] een kijkje wilden gaan nemen, om te kijken of de [D] daar nog aangetroffen kon worden en de identiteit van het voertuig vast te leggen. Deze mutatie met foto’s van [D] doorgemaild. Zij zouden direct een onderzoek in gaan stellen bij de woning van [X].
26/07/20l0 HvG/1114:
Mutatie en PV bevindingen ontvangen van politie [Y]. Op het adres [A] te [Z] (eveneens verblijfadres van [X]) werd de [D] met aanhangwagen en boot aangetroffen. Hierop echter het (sinds 30-04-2010) verlopen Duitse exportkenteken […] Chassisnr. [D]: […]. (oorspronkelijke Duitse kenteken: […]). Collega's hadden [X] gesproken. Deze verklaarde de [D] in april 2010 gekocht te hebben in Duitsland en toonde een kopie van het Duitse kenteken.
29/07/2010 HvG/1l14:
Verdachte [X] telefonisch gehoord omtrent rijden met vals kenteken. Na mededeling ex art. 29 Sv. verklaarde [X] gebruik te maken van zijn zwijgrecht. M.b.t. de boot zegde [X] toe aankoopfactuur e.d. toe te zenden. We wachten af.
PV terzake gebruik/rijden met vals kenteken wordt opgemaakt."
4.3.
Aan de hand van het chassisnummer […] is vastgesteld dat voor de [D] in Nederland geen kentekenbewijs is opgegeven. Ook is de [D] niet geregistreerd in het Nederlandse kentekenregister.
4.4.
Ter zake van (de aanvang van) het gebruik van de weg met de [D] is van belanghebbende de BPM nageheven.

De rechtbank

5. De rechtbank heeft overwogen:
"(…)
4.2.
Volgens het onder [4.2] genoemde mutatierapport heeft de verkeerspolitie op 25 juli 2010, omstreeks 8.45 uur, een personenauto, merk [D], type […], kleur zwart, voorzien van het kenteken […] met chassisnummer […] met een aanhangwagen met daarop een boot aan de A59 te [G 1] staande gehouden. De verbalisanten hebben daarbij [belanghebbende] als bijrijder waargenomen en van hem een verklaring over onder andere de boot op de aanhangwagen opgenomen. Uit het onder [4.1] vermelde proces-verbaal van bevindingen blijkt dat verbalisanten van de politie Zaanstreek-Waterland eveneens op 25 juli 2010, omstreeks 16.15 uur, op een terrein van [belanghebbende] de [D] en aanhangwagen met daarop een boot hebben waargenomen. De rechtbank acht de waarnemingen van de verbalisanten zoals weergegeven in het mutatierapport en het proces-verbaal van bevindingen zeer aannemelijk. Dat zoals [belanghebbende] aanvoert zijn [D] noch hijzelf als bijrijder in [G 1] kan zijn waargenomen, acht de rechtbank gelet op de in het voormelde rapport door verbalisanten weergegeven bevindingen ongeloofwaardig. In de bij de staandehouding opgenomen verklaring zijn de eigendom, datum van aankoop, de herkomst en een korte geschiedenis van het onderhoud van de boot aan bod gekomen. Een dergelijke verklaring kan niet anders dan aan de eigenaar ([belanghebbende]) van de boot worden toegeschreven. Dat de [D] bij de tweede waarneming was voorzien van andere kentekenplaten doet evenmin iets af aan vorenstaande, nu op dezelfde dag zowel bij de staandehouding om 8.45 uur in [G 1] als bij het onderzoek om 16.15 uur op een terrein van [belanghebbende] hetzelfde chassisnummer is opgetekend, en overigens ook andere gegevens met betrekking tot de voertuigcombinatie overeenstemmen. Anders dan [belanghebbende] kennelijk veronderstelt, doet het ontbreken van fotomateriaal van het chassisnummer niet af aan de bewijskracht van de waarnemingen van de verbalisanten van de politie. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de op 25 juli 2010 omstreeks 8.45 uur in [G 1] staande gehouden personenauto de [D] van [belanghebbende] betreft. Nu niet in geschil is dat [belanghebbende] de [D] feitelijk ter beschikking heeft, is de naheffingsaanslag terecht en tot het juiste bedrag aan [belanghebbende] opgelegd.
(…)
4.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft [belanghebbende], door de [D] te voorzien van het op zijn naam staand kenteken […] dat is afgegeven voor een [J], type […], met listigheid en valsheid geprobeerd te verhullen dat voor de [D] geen BPM is betaald als ook getracht te voorkomen dat de BPM moet worden betaald. Nu het aan [belanghebbendes] opzet is te wijten dat de belasting die op aangifte moet worden voldaan niet tijdig is betaald, is een boete van 100% passend en geboden. De boete is dus terecht opgelegd.
4.5.
Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
(…)"

Het Gerechtshof Amsterdam

6. Het Gerechtshof Amsterdam heeft overwogen:
"(…)
Naheffingsaanslag
(…)
5.2.
Belanghebbende voert aan dat niet bewezen is dat de [D] die is staande gehouden in de gemeente [G 1], zijn [D] is. De naheffingsaanslag is ten onrechte aan hem opgelegd. De inspecteur stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd. Uit de bevindingen van de verbalisanten van het Korps Landelijke Politiediensten, opgenomen in het mutatierapport (…), blijkt dat het de auto van belanghebbende is die is staande gehouden in [G 1] en dat belanghebbende als bijrijder in het voertuig aanwezig was. Dit wordt ondersteund door de bevindingen van de politie Zaanstreek-Waterland, opgenomen in het proces-verbaal van bevindingen ter zake van de controle te [Z] (…).
5.3.
Het Hof stelt voorop dat de naheffingsaanslag en de boete zijn opgelegd naar aanleiding van de constatering van het gebruik van de openbare weg met de auto in de gemeente [G 1]. Belanghebbende voert aan dat de aldaar staandegehouden [D] niet zijn [D] was. Het Hof acht echter, gelet op de bevindingen van het Korps Landelijke Politiediensten en de politie Zaanstreek-Waterland, aannemelijk dat de te [G 1] aangetroffen auto wel degelijk de [D] van belanghebbende is. Zowel in het mutatierapport van de staandehouding te [G 1], als in het proces-verbaal van bevindingen van de controle in [Z], is het chassisnummer van de aan belanghebbende toebehorende auto opgenomen ([…]). Daarenboven blijkt uit het mutatierapport dat belanghebbende bij de controle in [G 1] zélf aanwezig was in het voertuig, dat het voertuig voorzien was van duplicaten van een aan belanghebbende toebehorend kenteken, dat aan het voertuig een aanhanger was gekoppeld waarvan het kenteken ook op naam van belanghebbende stond en dat zich op de aanhanger een boot toebehorend aan belanghebbende bevond, waarover belanghebbende tegenover de verbalisant te [G 1] een gedetailleerde verklaring heeft afgelegd. Blijkens het proces-verbaal van de politie Zaanstreek-Waterland is dezelfde combinatie van auto, aanhanger en boot later op de dag aangetroffen op het terrein van belanghebbende te [Z], met als enige verschil dat ten tijde van de controle te [Z] een (verlopen) Duits kenteken op de auto was gemonteerd. Het Hof ziet, op grond van de stukken van het geding en het ter zitting aangevoerde, geen reden aan deze bevindingen te twijfelen.
5.4.
Ter zitting in hoger beroep heeft belanghebbende naar het Hof begrijpt gesteld dat de naheffingsaanslag niet aan hem kon worden opgelegd omdat de auto hem als bijrijder niet feitelijk ter beschikking stond. De inspecteur heeft dienaangaande verklaard dat belanghebbende is aangemerkt als degene die de feitelijke beschikking over de auto had, omdat belanghebbende, zoals volgt uit het mutatierapport, in zijn hoedanigheid van eigenaar in de auto aanwezig was en zich liet rijden door bestuurder [H]. Het Hof acht dit in de gegeven omstandigheden juist. Blijkens de door belanghebbende afgelegde verklaring, opgenomen in het mutatierapport, was hij op weg van Cannes naar huis met op zijn aanhanger zijn boot. Gelet op de ontzegging van rijbevoegdheid kon belanghebbende het voertuig niet zelf besturen. Het Hof acht onder deze omstandigheden aannemelijk dat de auto namens belanghebbende bestuurd werd en dat belanghebbende derhalve op het moment van aanhouding de feitelijke beschikkingsmacht over zijn auto had (vgl. Hoge Raad 18 maart 1998, nr. 32627, LJN: AA2486).
Boete
5.5.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de boete niet terecht is opgelegd. Dienaangaande geldt dat sprake is van een vergrijp als bedoeld in artikel 67f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. De inspecteur heeft de boete, met in achtneming van §25 en § 28 juncto § 6 en § 8 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst, vastgesteld op het bedrag van de naheffingsaanslag. Nu de niet-geregistreerde [D] was voorzien van een kenteken van een ander voertuig (een zwarte [J] geregistreerd op naam van belanghebbende, heeft belanghebbende naar het oordeel van het Hof verhuld dat de [D] niet was geregistreerd in het Nederlandse kentekenregister. Gelet op de verklaring van belanghebbende ter zitting in hoger beroep dat hij voor de uitoefening van zijn bedrijf vele voertuigen op zijn naam heeft staan en gelet op de omstandigheid dat belanghebbende in het verleden al eens een auto heeft laten registreren en ter zake daarvan BPM op aangifte heeft voldaan, is hij op de hoogte van de verplichting tot betaling van de BPM bij registratie van een auto in het Nederlandse kentekenregister. Naar 's Hofs oordeel heeft belanghebbende, door de auto bewust te voorzien van duplicaat-kentekenplaten van een andere aan hem toebehorende auto, met listigheid en valsheid geprobeerd te bereiken dat geen BPM zou worden betaald. Onder deze omstandigheden is de opgelegde boete van 100% passend en geboden. Daarenboven overweegt het Hof dat sprake is van recidive, nu belanghebbende blijkens de uitspraak op bezwaar op 31 maart 2010 ook reeds op de openbare weg is aangetroffen rijdend in een niet geregistreerde witte [F] eveneens voorzien van duplicaten van het kenteken […]
Slotsom
De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd.
(…)"

Geschil en standpunten

7.1.
Het Hof gaat met partijen ervan uit dat na verwijzing, nu de door de Hoge Raad aan de orde gestelde kwestie al was het maar door het tijdsverloop niet meer aan de orde is, uitsluitend in geschil is, net als voor de rechtbank, of de naheffingsaanslag en de boete terecht zijn opgelegd. Partijen houdt in het bijzonder het antwoord op de vraag verdeeld of belanghebbende is aan te merken als degene die de [D] feitelijk ter beschikking stond en bijgevolg als belastingplichtige voor de BPM.
7.2.
Voor de standpunten van partijen verwijst het Hof naar de gedingstukken.

Beoordeling

8.1.
Het Hof is van oordeel, de overwegingen van het Gerechtshof Amsterdam overnemend, dat de rechtbank terecht en op goede gronden heeft beslist dat het beroep zowel wat de naheffingsaanslag als de boete betreft ongegrond moet worden verklaard. Belanghebbende heeft in beroep, in hoger beroep en na verwijzing niets aangevoerd dat een andere conclusie rechtvaardigt. Het Hof neemt in aanmerking dat uit het geheel van voorhanden zijnde gegevens, in het bijzonder de door belanghebbende niet afdoende bestreden gegevens zoals die in het proces-verbaal van bevindingen en in het mutatierapport naar voren komen, geen misverstand laten bestaan dat het bij uitsluiting belanghebbende is geweest die de [D] ter beschikking stond, dat hij van aanvang af volledig op de hoogte is geweest van de BPM-regelgeving en dat het aan opzet van hem is te wijten dat voldoening van de verschuldigde BPM achterwege is gebleven. De na verwijzing door belanghebbende herhaalde stelling dat bij de staandehouding te [G 1] om 8.45 uur door de politie geen chassisnummer is genoteerd, wat daarvan zij, doet aan die vaststellingen niet af.
8.2.
Het Hof komt tot de slotsom dat het hoger beroep ongegrond is.

Proceskosten

Het Hof ziet geen reden een partij in de proceskosten te veroordelen.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
De uitspraak is vastgesteld door mrs. U.E. Tromp, J.T. Sanders en W.M.G. Visser, in tegenwoordigheid van de griffier mr. L. van den Bogerd. De beslissing is op 9 januari 2015 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kanbinnen zes wekenna de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

-
- de naam en het adres van de indiener;
-
- de dagtekening;
-
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
-
- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.