ECLI:NL:GHDHA:2015:2026

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
25 juni 2015
Publicatiedatum
15 juli 2015
Zaaknummer
200.140.991/02 en 200.140.989/02
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • Husson
  • Van Nievelt
  • Obbink-Reijngoud
  • Van Dissel
  • Van de Poll
  • Visser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van wrakingsverzoek in civiele procedure met betrekking tot minderjarigen

Op 25 juni 2015 heeft het Gerechtshof Den Haag een beslissing genomen op een verzoek tot wraking van de voorzitter van de meervoudige kamer in een civiele procedure. Het verzoeker, die betrokken was in een zaak betreffende de omgang met zijn minderjarige zoon, stelde dat de voorzitter partijdig was omdat hij niet op de hoogte was gesteld van een verhoor van zijn zoon. Tijdens de besloten zitting werd het wrakingsverzoek behandeld, waarbij zowel verzoeker als de voorzitter werden gehoord. De voorzitter verklaarde dat het verhoor van de minderjarige buiten aanwezigheid van de ouders had plaatsgevonden, wat gebruikelijk is in dergelijke zaken. De wrakingskamer oordeelde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de partijdigheid van de voorzitter konden aantonen. Verzoeker had eerder al meerdere wrakingsverzoeken ingediend, wat leidde tot de conclusie dat hij de bevoegdheid om wrakingsverzoeken in te dienen misbruikte. De wrakingskamer wees het verzoek af en bepaalde dat een volgend verzoek van verzoeker niet in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer en is op dezelfde dag uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Zaaknummers : 200.140.991/02 en 200.140.989/02
Zaaknummers hoofdzaak : 200.140.991/01 en 200.140.989/01
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken d.d. 25 juni 2015
inzake het mondelinge verzoek tot wraking, als bedoeld in artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in de hoofdzaak met genoemde zaaknummers van:
[Naam verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,

Het geding

In de civiele procedure onder de hiervoor genoemde zaaknummers tussen verzoeker als appellant en [naam wederpartij] als geïntimeerde heeft op 25 juni 2015 een besloten zitting van de meervoudige familiekamer plaatsgevonden, alwaar zitting hadden mrs. Husson, voorzitter, en Van Nievelt en Obbink-Reijngoud, raadsheren.
Bij mondeling verzoek van 25 juni 2015 heeft verzoeker een verzoek tot wraking gedaan van genoemde voorzitter.
De voorzitter heeft niet in de wraking berust.
De wrakingskamer heeft het verzoek op 25 juni 2015 ter besloten zitting behandeld, waar verzoeker is gehoord. Tevens is genoemde voorzitter gehoord. Als toehoorders waren, met toestemming van de voorzitter, ter zitting aanwezig [naam wederpartij], voornoemd en haar advocaat mr. Van den Doel en de bijzondere curator mr. Van Kool, alsmede de overige leden van de meervoudige kamer mrs. Van Nievelt en Obbink-Reijngoud.

Het wrakingsverzoek

5. Door verzoeker zijn mondeling de volgende wrakingsgronden - zakelijk weergegeven - naar voren gebracht:
er is sprake van partijdigheid;
er is sprake van incompetentie;
de voorzitter is niet op de hoogte van de Nederlandse wet en jurisprudentie. De manier waarop minderjarigen in Nederland gehoord worden is in strijd met Europese wetgeving. Minderjarigen worden namelijk buiten het zicht van de ouders gehoord en er wordt van het gesprek met de minderjarigen geen verslag gemaakt; De minderjarige zoon van verzoeker is op 18 mei 2015 door de voorzitter gehoord zonder dat verzoeker daarvan op de hoogte was.
Er is geen verslag gemaakt van het gesprek zodat verzoeker niet weet hoe het gesprek is verlopen en welke vragen er gesteld zijn;
4. herstel van gezag is een permanente maatregel.
6. De voorzitter om wiens wraking is verzocht heeft verklaard dat het verhoor van de zoon van verzoeker plaatsvond in een andere zaak van verzoeker. Hij bevestigt dat bij dat verhoor uitsluitend de minderjarige, de voorzitter en de griffier aanwezig waren en dat dit verhoor derhalve buiten aanwezigheid van de ouders, advocaten, begeleiders en de bijzondere curator plaatsgevonden. De voorzitter om wiens wraking is verzocht heeft voorts bevestigd dat het mogelijk is dat verzoeker niet van tevoren op de hoogte is gesteld van het verhoor. Op grond van het IVRK moet een kind in de gelegenheid gesteld worden om -zo mogelijk in een ‘ontspannen’ omgeving- zijn mening tegenover een rechter kenbaar te maken. Het zogenoemd ‘kindverhoor’ vindt meestal los van de hoofdzaak plaats, er worden geen standaardvragen gesteld en er wordt volgens de gewraakte voorzitter inderdaad geen verslag van gemaakt. De gewraakte voorzitter stelt dat in het geval verzoeker wel op de hoogte was geweest van het verhoor en hij verzocht had aanwezig te mogen zijn dan was hem daarvoor zeker geen toestemming verleend omdat ouders in beginsel niet bij een kindverhoor aanwezig zijn.
De voorzitter om wiens wraking is verzocht heeft de wrakingskamer verzocht om aan verzoeker een wrakingsverbod op te leggen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de behandeling van de zaak inmiddels meer dan twee jaar loopt en dat verzoeker al verschillende wrakingsverzoeken heeft ingediend. De belangen van de andere betrokkenen in deze zaak brengen met zich mee dat er een keer een einde moet komen aan deze rechtsstrijd. Verzoeker maakt dat in de visie van de voorzitter om wiens wraking is verzocht onmogelijk door keer op keer wrakingsverzoeken in te dienen tegen de raadsheren die zijn zaken behandelen.

Beoordeling van het wrakingsverzoek

7. Volgens vaste jurisprudentie dient de rechter uit hoofde van zijn aanstelling te worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens de verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verzoekster dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
8. Uit het onderzoek ter zitting is de wrakingskamer ten aanzien van de voorzitter geen uitzonderlijke omstandigheid gebleken die bovengenoemde dergelijke zwaarwegende aanwijzing oplevert. De wrakingskamer overweegt hiertoe als volgt.
9. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is kan uitsluitend de door verzoeker gestelde partijdigheid een grond voor wraking opleveren. Verzoeker stelt dat de partijdigheid van de voorzitter blijkt uit het feit dat hij zijn minderjarige zoon buiten aanwezigheid van verzoeker heeft gehoord zonder dat verzoeker daarvan op de hoogte was. Voorts is naar de mening van verzoeker verzuimd van het verhoor een verslag op te maken.
De wrakingskamer is van oordeel dat uit deze omstandigheden niet kan worden afgeleid dat sprake is van enige vorm van partijdigheid. De wrakingskamer overweegt daartoe dat niet alleen verzoeker niet was uitgenodigd voor het kindverhoor, maar dat het verhoor van de minderjarige ook buiten aanwezigheid van alle andere betrokkenen, zoals de moeder en de begeleiders, heeft plaatsgevonden overeenkomstig de gebruikelijke, landelijke werkwijze.
Ten aanzien van de andere door verzoeker genoemde gronden overweegt de wrakingskamer dat zij geen grond voor wraking kunnen opleveren nu zij niet raken aan de partijdigheid van de rechter. De wrakingskamer wijst het wrakingsverzoek af.
10. Ter zitting van de wrakingskamer heeft de voorzitter om wiens wraking is verzocht medegedeeld dat verzoeker al vele malen eerder een wrakingsverzoek heeft ingediend. Verzoeker heeft tijdens deze zitting verklaard dat hij inmiddels een tiental keren een wrakingsverzoek heeft ingediend. Voorts heeft verzoeker verklaard dat bijna alle raadsheren van het hof Den Haag naar zijn mening partijdig zijn en dat hij de president van het hof een lijst heeft gegeven met namen van raadsheren van wie hij niet meer wil dat zij zijn zaken behandelen.
De wrakingskamer overweegt dat hieruit kan worden afgeleid dat verzoeker de bevoegdheid wrakingsverzoeken in te dienen kennelijk misbruikt en om die reden bepaalt de wrakingsmaker op de voet van artikel 39 lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de onderhavige zaak niet in behandeling wordt genomen.

Beslissing

Het hof:
- wijst het verzoek tot wraking af;
- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de onderhavige zaak
niet in behandeling wordt genomen;
- bepaalt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan verzoeker,
aan de voorzitter tegen wie het wrakingsverzoek zich richtte en aan de overige betrokkenen in de hoofdzaak.
Deze beslissing is gegeven door mrs. Van Dissel, Van de Poll en Visser en is uitgesproken ter terechtzitting van 25 juni 2015, in aanwezigheid van de griffier mr. M.C. Zuidweg.