ECLI:NL:GHDHA:2015:2027

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2015
Publicatiedatum
15 juli 2015
Zaaknummer
200.161.933/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van Kempen
  • A. van Nievelt
  • L. Linsen-Penning de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot opheffing ondercuratelestelling en wijziging curator afgewezen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 8 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot opheffing van de ondercuratelestelling van de curandus, alsook een verzoek tot wijziging van de curator. De curandus, die verblijft te [plaats], heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Den Haag van 19 november 2014 aangevochten, waarin zijn broer als belanghebbende was aangemerkt. De rechtbank had het verzoek van de broer van de curandus om de huidige curator te ontslaan en hem te vervangen door een andere persoon afgewezen. De curandus verzocht het hof om de curatele te beëindigen, omdat hij meende dat deze niet langer noodzakelijk was en dat zijn broer als curator kon optreden zonder vergoeding. De curator daarentegen stelde dat de curandus nog steeds begeleiding nodig had vanwege zijn complexe problematiek en dat de curatele moest worden voortgezet. Tijdens de zitting op 27 mei 2015 heeft het hof de zaak mondeling behandeld, waarbij de curandus en de curator aanwezig waren. Het hof heeft geconcludeerd dat de curandus nog steeds ondersteuning nodig heeft en dat er geen reden is om de curatele op te heffen. De verzoeken van de curandus zijn afgewezen, en het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. De beslissing is genomen met inachtneming van de deskundigheid van de betrokken hulpverleners en de belangen van de curandus.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 8 juli 2015
Zaaknummer : 200.161.933/01
Rep. nummer rechtbank : 3389086 \ EJ VERZ 14-84297
CB. nummer rechtbank : 28506
[Naam curandus],
verblijvende te [plaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de curandus,
advocaat: mr. W.G.H. Janssen te Leiden.
Als belanghebbende zijn aangemerkt:
1. de heer [naam curator],
kantoorhoudende te [plaats],
hierna te noemen: de curator,
2. [naam broer curandus],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de broer van de curandus.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De curandus is op 29 december 2014 in hoger beroep gekomen van een beschikking van
19 november 2014 van de rechtbank Den Haag, team kanton Leiden/Gouda, locatie Leiden.
De curator heeft op 12 februari 2015 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de rechtbank:
- op 26 februari 2015 een brief van 25 februari 2015 met bijlage;
van de zijde van de curator:
- op 26 maart 2015 een brief van 25 februari 2015 zonder bijlage;
van de [naam instelling]:
- op 26 mei 2015 een faxbericht van diezelfde datum zonder bijlage.
De zaak is op 27 mei 2015 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
  • de curandus, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de curator.
De broer van de curandus is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de broer van de curandus, om de huidige curator te ontslaan, en hem dan wel een andere persoon tot curator te benoemen, afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daar in hoger beroep geen grief tegen is gericht.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. In geschil is de beëindiging van de ondercuratelestelling, casu quo het ontslag van de huidige curator en de benoeming van de broer van de curandus tot curator.
2. De curandus verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de over hem uitgesproken curatele wordt beëindigd op een zo kort mogelijke termijn dan wel dat zijn broer tot curator wordt benoemd, kosten rechtens.
3. De curator heeft, naar het hof begrijpt, aanvankelijk verzocht de ondercuratelestelling te handhaven en derhalve de (overige) verzoeken van de curandus af te wijzen. Bij brief van 25 februari 2015 heeft de curator medegedeeld dat hij zich, ondanks zijn mening dat de curandus een professionele curator nodig heeft, genoodzaakt ziet het hof te verzoeken mee te gaan in het verzoek van de curandus om hem als curator te ontslaan en een andere professionele curator aan te stellen.
4. De curandus meent dat de curatele niet langer noodzakelijk is zodat hij de wens heeft dat deze zal eindigen, dan wel dat de huidige curator wordt vervangen door de broer van de curandus, die naar de mening van de curandus prima in staat is om als curator op te treden. De curatele belemmert de curandus in zijn leven en vooral financieel gezien. De curandus is maandelijks een bedrag van € 121,- verschuldigd aan de curator, zijnde bijna 15% van zijn inkomen, met als gevolg dat hij te weinig geld overhoudt en daardoor weer in de problemen komt (bekeuringen vanwege reizen met het openbaar vervoer zonder kaartje en het niet uitbetalen van weekgeld). Het is juist in het belang van de curandus dat hij weer over zijn inkomen kan beschikken. Bij een beëindiging van de curatele kan het beschikbaar staande weekgeld van € 45,- worden opgehoogd naar circa € 75,-. Subsidiair meent de curandus dat zijn broer tot curator dient te worden benoemd, aangezien hij geen vergoeding verlangt en derhalve op dezelfde wijze hetzelfde financiële resultaat te bereiken is.
Ter terechtzitting van het hof heeft de curandus gesteld dat hij met steun van zijn familie graag weer een poging wil wagen om voet aan de grond te krijgen in de maatschappij. Naar eigen zeggen is hij schuldenvrij, ontvangt hij een uitkering, wil begeleid wonen en wil weer bij zijn oude werkgever in het magazijn werken. Indien het hof de curatele niet opheft wil de curandus dat zijn broer tot curator wordt benoemd, hetgeen beter is voor zijn psyche. Indien de benoeming van zijn broer niet mogelijk is dan wil de curandus de huidige curator behouden.
5. De curator stelt in zijn als verweerschrift aangemerkte brief van 8 februari 2015 dat de curandus sinds kort in behandeling is in de [naam kliniek] kliniek, speciaal gericht op mensen met een verstandelijke beperking, verslaving of psychiatrische stoornis welke veelvuldig in aanraking zijn geweest met politie of justitie. De complexiteit van zijn problematiek moet als zeer hoog worden ingeschat. De curandus is opgeroepen om een gevangenisstraf van dertig dagen te ondergaan maar de kliniek vindt de curandus ongeschikt voor detentie. De curandus stelt ten onrechte dat de curator verbonden is aan [naam instelling 2]. De curator is als zelfstandig ondernemer werkzaam en neemt derhalve een onafhankelijke positie in ten opzichte van de curandus. De curator meent dat niet gebleken is dat de gronden waarop de curatele destijds is ingesteld nu niet meer aanwezig zijn. Vanwege bedreigingen van de curandus verzoekt de curator hem te ontslaan en een andere professionele curator aan te stellen.
Ter terechtzitting van het hof heeft de curator zich bereid verklaard er over na te denken indien de curandus hem als curator wil behouden. Gezien de bedreigingen van de curandus wil de curator eerst met hem praten.
6. In het faxbericht van 26 mei 2015 stelt de [naam instelling] dat de curandus, gezien zijn psychiatrische problemen en beperkingen, lang begeleiding nodig zal hebben op verschillende leefgebieden. Voorts stelt de [naam instelling] dat, om de kans van slagen bij de “[naam kliniek]” te vergroten, het onder meer van belang is dat de curatele niet wordt opgeheven. Omdat er volgens de [naam instelling] sprake is van een verstoorde relatie tussen de curandus en de curator stelt de [naam instelling] voor om mevrouw [naam beoogde curator] van [naam kantoor] te benoemen in plaats van de heer [naam curator]. Volgens de [naam instelling] is mevrouw [naam beoogde curator] bereid de curatele op zich te nemen.
Verzoek tot opheffing van de ondercuratelestelling
7. Het hof oordeelt als volgt. Het feit dat de curandus in zijn leven en met name op financieel gebied hinder ondervindt van de curatele is naar het oordeel van het hof geen reden om de curatele op te heffen. Dat de man in de maatschappij weer voet aan de grond wil krijgen, is begrijpelijk maar gezien het faxbericht van de [naam instelling] heeft de curandus nog lang begeleiding nodig en het hof heeft geen reden om aan de deskundigheid van de psychiater en de sociaal juridisch dienstverlener, die het faxbericht hebben opgesteld, te twijfelen. De stelling ter zitting van het hof dat de curatele niet langer noodzakelijk is, is door de curandus op geen enkele wijze onderbouwd, noch aannemelijk gemaakt. Evenmin is aannemelijk geworden dat de voortzetting van de curatele niet zinvol is. Gelet op het vorenstaande ziet het hof geen reden om de curatele op te heffen en zal deze derhalve handhaven.
Verzoek tot wijziging curator
8. Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting verenigt het hof zich met het oordeel van de rechtbank en de gronden waarop dat berust. Het hof neemt deze gronden geheel over en maakt deze tot de zijne. Nog afgezien van het feit dat de broer van de curandus niet ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen, weegt het hof nog mee dat de broer van de curandus onvoldoende afstand heeft om de belangen van de curandus adequaat waar te kunnen nemen. Het hof weegt voorts mee dat slechts door de [naam instelling] is medegedeeld dat mevrouw [naam beoogde curator] van [naam kantoor] bereid zou zijn de curatele op zich te nemen, maar een verklaring waaruit zulks blijkt is niet in het geding gebracht. Aangezien de curandus ter zitting heeft meegedeeld dat hij de heer [naam curator] als curator wil behouden indien zijn broer niet tot curator kan worden benoemd, en de heer [naam curator] heeft aangegeven dat hij bereid is met de curandus te praten over het al dan niet door gaan als curator, ziet het hof, mede gelet op het vorenstaande, geen reden om tot benoeming van een andere curator over te gaan.
9. Dit alles leidt tot de volgende beslissing.
BESLISSING OP HET HOGER BEROEP
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. van Kempen, van Nievelt en Linsen-Penning de Vries, bijgestaan door Suderée als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 juli 2015.