ECLI:NL:GHDHA:2015:2028

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
8 juli 2015
Publicatiedatum
15 juli 2015
Zaaknummer
200.161.512/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van Kempen
  • A. van Nievelt
  • L. Linsen-Penning de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdverblijfplaats minderjarigen, huurrecht echtelijke woning en kinderalimentatie in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 8 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de hoofdverblijfplaats van minderjarigen, kinderalimentatie en het huurrecht van de echtelijke woning. De man, verzoeker in hoger beroep, was in beroep gegaan tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag van 19 september 2014, waarin was bepaald dat de minderjarigen bij de vrouw zouden verblijven en dat de man kinderalimentatie zou betalen. De man betwistte de geschiktheid van de vrouw als verzorgende en voerde aan dat zij de minderjarigen verwaarloost. Het hof heeft echter geoordeeld dat er geen contra-indicaties zijn voor de vrouw en dat de minderjarigen zich goed ontwikkelen. De man en vrouw hebben ter zitting overeenstemming bereikt over de kinderalimentatie, die is vastgesteld op € 50,- per maand per kind, ingaande op 1 juni 2015. Het hof heeft de bestreden beschikking voor wat betreft de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bekrachtigd en het huurrecht van de echtelijke woning aan de vrouw toegewezen, omdat zij een groter belang heeft bij het behoud van de woning. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 8 juli 2015
Zaaknummer : 200.161.512/01
Rekestnummers rechtbank : FA RK 14-49 (scheiding) en FA RK 14-4649 (verdeling)
Zaaknummers rechtbank : C/09/457733 (scheiding) en C/09/468100 (verdeling)
[De man],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. Y. Ersoy te Amsterdam,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. M.Y. van der Bijl te Den Haag.
In verband met het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming te Den Haag,
hierna te noemen: de raad.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De man is op 18 december 2014 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 19 september 2014 van de rechtbank Den Haag, welk beroep is ingeschreven onder bovengenoemd zaaknummer. Bij dat beroep heeft de man tevens een verzoek tot schorsing van de werking van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bestreden beschikking ingediend, welk verzoek is ingeschreven onder zaaknummer 200.161.512/02.
Het schorsingsverzoek is op 5 februari 2015 mondeling behandeld. Bij beschikking van 11 maart 2015 heeft het hof het verzoek van de man tot schorsing van de werking van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bestreden beschikking voor wat betreft het hoofdverblijf van de minderjarigen verworpen en voor wat betreft de verzochte kinderalimentatie afgewezen.
Bij het hof zijn de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de man:
- op 26 januari 2015 een faxbericht van diezelfde datum zonder bijlagen, op 27 januari 2015 ingekomen als brief met bijlagen;
- op 30 januari 2015 een V-formulier van 29 januari 2015 met bijlagen;
- op 18 mei 2015 een V-formulier van 16 mei 2015 met bijlagen.
De raad heeft bij brief van 12 mei 2015, ingekomen bij het hof op 13 mei 2015, medegedeeld niet ter zitting aanwezig te zullen zijn.
De hoofdzaak is op 27 mei 2015 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.
De advocaat van de man heeft ter zitting een pleitnota overgelegd.
De twee oudste hierna te noemen minderjarigen hebben schriftelijk hun mening kenbaar gemaakt.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking heeft de rechtbank de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Voorts is, voor zover in de onderhavige procedure van belang, bepaald dat de minderjarigen:
 [de minderjarige sub 1], geboren [in] 1998 te [geboorteplaats],
 [de minderjarige sub 2], geboren [in] 2002 te [geboorteplaats], en
 [de minderjarige sub 3], geboren [in] 2007 te [geboorteplaats],
(hierna gezamenlijk te noemen: de minderjarigen) hun hoofdverblijf zullen hebben bij de vrouw.
Tevens is bepaald dat de man, met ingang van de dag waarop de beschikking van echtscheiding zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, voor de verzorging en opvoeding van de minderjarigen aan de vrouw zal betalen een bedrag van € 140,- per maand per kind, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
Voorts is bepaald dat de vrouw, met ingang van de dag van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand, de huurster zal zijn van de woonruimte aan de [straatnaam] [nummer] te ([postcode]) [plaats].
De beschikking is, behoudens ten aanzien van de echtscheiding, uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. In hoger beroep is komen vast te staan dat de echtscheidingsbeschikking [in] 2015 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. In geschil zijn de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen, de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding ten behoeve van de minderjarigen, hierna ook: kinderalimentatie, en het huurrecht van de echtelijke woning.
2. De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw beschikkende:
  • de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen aan hem toe te wijzen;
  • de door hem te betalen kinderalimentatie per 19 september 2014, althans per datum van verschuldigdheid, op nihil te stellen, althans een kinderalimentatie en ingangsdatum vast te stellen als het hof vermeent te behoren;
  • te bepalen dat de man huurder zal zijn van de voormalige echtelijke woning.
Hoofdverblijfplaats minderjarigen
3. De man verzet zich tegen de bepaling van het hoofdverblijf van de minderjarigen bij de vrouw. De man vindt de vrouw niet capabel genoeg om voor de minderjarigen te zorgen, aangezien zij haar taken als moeder niet serieus neemt en de minderjarigen verwaarloost. De man voert daartoe aan dat de vrouw op onverantwoorde wijze schulden maakt en zonder rijbewijs rijdt. Indien de man de minderjarigen na een omgangsweekend weer naar de vrouw brengt is de vrouw bijna nooit thuis en zijn de minderjarigen op zichzelf aangewezen. De man twijfelt in zoverre over de mening van de twee oudste minderjarigen.
4. Gelet op de aan het hof overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting verenigt het hof zich met het oordeel van de rechtbank en de gronden waarop dat berust. In hoger beroep zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die een andere beslissing rechtvaardigt. Voor het hof staat vast dat beide ouders een grote rol hebben vervuld en vervullen in het leven van de minderjarigen en dat zij een grote betrokkenheid op hen tonen. Er zijn geen contra-indicaties en niet is gebleken dat de moeder tekort schiet in de verzorging en opvoeding van de minderjarigen. Gezien de mening van de minderjarigen en het feit dat zij zich goed ontwikkelen ziet het hof geen meerwaarde in een raadsonderzoek, zoals door de man verzocht. Het hof weegt voorts mee dat partijen ter terechtzitting overeenstemming hebben bereikt over de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie. Aangezien partijen bij die overeenstemming geen voorbehoud hebben gemaakt voor het geval het hof het hoofdverblijf van de minderjarigen bij de man zou bepalen, gaat het hof er van uit dat de man geen overwegende bezwaren heeft tegen het hoofdverblijf van de minderjarigen bij de vrouw. Het vorenstaande leidt er toe dat het hof de bestreden beschikking wat betreft de hoofdverblijfplaats zal bekrachtigen. Ten overvloede merkt het hof op er van uit te gaan dat, nu [de minderjarige sub 2] heeft aangegeven dat zij haar vader meer wil zien, en de vrouw heeft gesteld dat ieder kind recht heeft op een vader, partijen alles in het werk stellen om in het belang van de minderjarigen een voor ieder kind zo goed mogelijke zorgregeling overeen te komen.
Huurrecht echtelijke woning
5. De man is bezig een nieuwe huurwoning te verkrijgen en de man verzoekt het huurrecht van de echtelijke woning aan hem toe te wijzen tot hij een andere woning heeft gevonden, ook vanwege het feit dat het verzoek in combinatie moet worden gezien met het verzoek tot bepaling van het hoofdverblijf van de minderjarigen bij hem.
6. Gelet op de aan het hof overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting verenigt het hof zich ook in zoverre met het oordeel van de rechtbank en de gronden waarop dat berust. Nu het hof de bepaling van het hoofdverblijf van de minderjarigen bij de vrouw in stand laat en de man heeft gesteld dat zijn verzoek in combinatie moet worden gezien met zijn verzoek tot bepaling van het hoofdverblijf van de minderjarigen bij hem, is het hof van oordeel dat de vrouw een groter belang heeft bij toewijzing van het huurrecht van de echtelijke woning dan de man. Dit leidt ertoe dat het hof de bestreden beschikking ook in zoverre zal bekrachtigen.
Kinderalimentatie
7. Ter terechtzitting van het hof hebben partijen overeenstemming bereikt over de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie. Partijen zijn overeengekomen dat de man met ingang van 1 juni 2015 een kinderalimentatie van € 50,- per maand per kind aan de vrouw zal voldoen. Voorts zijn partijen overeengekomen dat de kinderalimentatie in de periode van 20 januari 2015 (datum inschrijving echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand) tot 1 juni 2015 dient te worden bepaald op hetgeen door de man is betaald dan wel op hem is verhaald.
8. Nu partijen overeenstemming hebben bereikt over de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie en die alimentatie naar het oordeel van het hof in overeenstemming is met de wettelijke maatstaven zal het hof dienovereenkomstig beslissen.
9. Dit alles leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover het de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding ten behoeve van de minderjarigen betreft en, in zoverre opnieuw beschikkende:
bepaalt de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding ten behoeve van de minderjarigen met ingang van 1 juni 2015 op € 50,- per maand per kind en in de periode van 20 januari 2015 tot 1 juni 2015 op hetgeen door de man is betaald en/of op hem is verhaald;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor zover aan 's hofs oordeel onderworpen voor het overige;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. van Kempen, van Nievelt en Linsen-Penning de Vries, bijgestaan door Suderée als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 juli 2015.