In deze zaak gaat het om een geschil tussen belanghebbende, [X] te [Z], en de ontvanger van de Belastingdienst, Landelijk Incasso Centrum, over de hoogte van de dwangsom en de proceskostenvergoeding in bezwaar. De belanghebbende heeft in 2013 een aanmaning ontvangen voor het betalen van de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2011. Na bezwaar tegen de aanmaningskosten, heeft de ontvanger deze kosten verminderd tot nihil. De belanghebbende heeft vervolgens een dwangsom verbeurd verklaard en aanspraak gemaakt op een bezwaarkostenvergoeding. De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende in hoger beroep is gegaan.
Tijdens de mondelinge behandeling op 3 juni 2015 heeft het Hof de zaak behandeld. Het Hof heeft vastgesteld dat de ontvanger in gebreke is gebleven met het doen van uitspraak op het bezwaar tegen de aanmaningskosten, wat heeft geleid tot de verbeurdverklaring van de dwangsom. Het Hof heeft de hoogte van de dwangsom vastgesteld op € 520, berekend over de periode waarin de ontvanger in gebreke was. De belanghebbende heeft ook aanspraak gemaakt op een proceskostenvergoeding, maar het Hof heeft geoordeeld dat de ontvanger deze terecht heeft vastgesteld op € 60,75.
Het Hof heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd en geoordeeld dat de belanghebbende in beroep en hoger beroep geen nieuwe argumenten heeft aangedragen die een andere conclusie rechtvaardigen. De beslissing van het Hof is op 8 juli 2015 in het openbaar uitgesproken.