Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
[verdachte],
op of omstreeks1 april 2014 in de hennepkwekerij de ten laste gelegde handelingen heeft verricht.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in Bulgarije in 1976 en zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats, was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, wegens het telen van hennep. De advocaat-generaal had in hoger beroep gevorderd dat het vonnis zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, terwijl voor het subsidiair ten laste gelegde een gevangenisstraf van twee maanden werd geëist.
Het hof heeft het dossier en de argumenten van beide partijen zorgvuldig bestudeerd. Tijdens de zittingen in eerste aanleg en hoger beroep is gebleken dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de ten laste gelegde feiten. Het hof concludeerde dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte de hem ten laste gelegde handelingen had verricht in de hennepkwekerij. Daarom heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde.
De uitspraak van het hof benadrukt het belang van voldoende bewijs in strafzaken en de rechtsbescherming van de verdachte. Het arrest is gewezen door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op de zitting van 23 juli 2015.