Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
:9 september 2015
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw [naam] namens de raad;
- mevrouw [naam] namens de gecertificeerde instelling.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 9 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, die van 16 februari 2015 tot 16 februari 2016 onder toezicht was gesteld van de gecertificeerde instelling. De moeder, verzoekster in hoger beroep, heeft de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag van 16 februari 2015 aangevochten. De moeder stelt dat de ondertoezichtstelling ondoelmatig is en dat er onvoldoende rekening is gehouden met de hoogbegaafdheid van de minderjarige. De raad voor de kinderbescherming, verweerder in hoger beroep, heeft de bestreden beschikking verdedigd en stelt dat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd door het ontbreken van contact met zijn vader, wat schadelijk is voor zijn identiteitsontwikkeling.
Tijdens de mondelinge behandeling op 19 augustus 2015 zijn zowel de moeder als de vader, bijgestaan door hun advocaten, aanwezig geweest. De raad en de gecertificeerde instelling hebben ook hun standpunten toegelicht. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder het contact tussen de gezinsvoogd en de minderjarige heeft tegengehouden, wat de beoordeling van de situatie bemoeilijkt. Het hof heeft de argumenten van de moeder, waaronder de stelling dat de minderjarige goed functioneert op school en geen ontwikkelingsbedreiging ondervindt, gewogen tegen de zorgen van de raad en de gecertificeerde instelling.
Het hof concludeert dat de gronden voor de ondertoezichtstelling aanwezig zijn, omdat de ontwikkeling van de minderjarige ernstig wordt bedreigd door een negatief vaderbeeld dat door de moeder in stand wordt gehouden. De moeder heeft niet aangetoond dat er alternatieve oplossingen zijn die de ontwikkeling van de minderjarige kunnen waarborgen. Het hof bekrachtigt daarom de bestreden beschikking en stelt dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is voor het welzijn van de minderjarige.