GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 26 augustus 2015
Zaaknummer : 200.159.206/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 14-1735
Zaaknummer rechtbank : C/10/445884
[de man],
wonende te [plaatsnaam],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. A.C.M. van Lieshout te Den Haag,
1. [de vrouw],
wonende te [plaatsnaam],
hierna ook te noemen: de vrouw,
2. [kind I],
geboren op [datum] 1995 te [plaatsnaam],
wonende te [plaatsnaam],
hierna ook te noemen: [kind I], en
3. [kind II],
geboren op [datum] 1997 te [plaatsnaam],
wonende te [plaatsnaam],
hierna ook te noemen: [kind II],
verweerders in hoger beroep,
hierna ook gezamenlijk te noemen: verweerders,
advocaat mr. A.C. van Seventer te Rotterdam.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De man is op 6 november 2014 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 7 augustus 2014 van de rechtbank Rotterdam.
Verweerders hebben op 9 februari 2015 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- op 6 januari 2015 een faxbericht van diezelfde datum met als bijlage een V-formulier van diezelfde datum met bijlage;
- op 11 mei 2015 een brief van diezelfde datum met als bijlage een V-formulier van diezelfde datum met bijlagen;
- op 22 mei 2015 een brief van 21 mei 2015 met als bijlage een V-formulier van 21 mei 2015 met bijlage;
van de zijde van verweerders:
- op 13 mei 2015 een V-formulier van diezelfde datum met bijlagen.
De zaak is op 22 mei 2015 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- verweerders, bijgestaan door hun advocaat.
De advocaat van de man heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is het verzoek van de man tot nihilstelling van de kinderbijdrage afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd zodat ieder van partijen de eigen proceskosten draagt.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast:
- uit het huwelijk van de man en de vrouw zijn voornoemde [kind I] en [kind II] geboren;
- bij beschikking van 7 februari 2000 van de rechtbank Rotterdam is de echtscheiding tussen de man en de vrouw uitgesproken en, voor zover thans van belang, bepaald dat de man aan de vrouw met ingang van de dag dat de beschikking van echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen van partijen telkens bij vooruitbetaling zal uitkeren f. 250,- (€ 113,45) per maand per kind;
- de echtscheidingsbeschikking is op 25 februari 2000 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
1. In geschil is de door de man aan de vrouw te betalen bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind I] en [kind II], welke bijdragen met ingang van [datum] 2013 respectievelijk [datum] 2015 gelden als bijdragen in de kosten van levensonderhoud en studie, hierna ook (kinder-)alimentatie.
2. De man verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende de echtscheidingsbeschikking – voor zover deze ziet op de kinderalimentatie – te vernietigen en deze voor het overige in stand te laten en daarbij:
a.
primair: de alimentatie ten behoeve van [kind II] en [kind I] op nihil te stellen per 1 januari 2012 dan wel een nader door het hof te bepalen ingangsdatum;
subsidiair: de alimentatie ten laste van de man vast te stellen op een nader te bepalen bijdrage die het hof in goede justitie redelijk acht per 1 januari 2012 dan wel een nader door het hof te bepalen ingangsdatum;
te bepalen dat de vrouw en [kind I] – eventueel – ten onrechte c.q. teveel ontvangen bedragen aan alimentatie terug dienen te betalen aan de man, een en ander tegen behoorlijk bewijs van kwijting en voorts te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van betaling door de man tot aan de dag der algehele voldoening door de vrouw.
3. Verweerders verweren zich daartegen en verzoeken het hof het hoger beroep van de man af te wijzen, mede daaronder begrepen het zelfstandig verzoek, en de bestreden beschikking te bekrachtigen.