ECLI:NL:GHDHA:2015:2533

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
11 augustus 2015
Publicatiedatum
18 september 2015
Zaaknummer
200.116.877
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Labohm
  • A. Kamminga
  • J. Stollenwerck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verbetering van een eerder arrest inzake medewerking bij verkoop van onroerend goed

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 11 augustus 2015 uitspraak gedaan op een verzoek tot herstel van een eerder arrest. De appellante, aangeduid als 'de vrouw', had verzocht om verbetering van het arrest van 29 april 2014, waarin werd overwogen dat de man zijn medewerking aan de uitvoering van het arrest zou verlenen. De vrouw stelde dat de man dit niet deed en dat er een kennelijke verschrijving in het arrest zat, omdat de beslissing impliceerde dat de man alleen na de verkoop van de woning zijn medewerking moest verlenen. Dit zou haar belemmeren om een makelaar in te schakelen voor de verkoop van de woning.

Het hof heeft het verzoek tot verbetering afgewezen. Het hof oordeelde dat er geen sprake was van een kennelijke verschrijving, aangezien de vrouw gemachtigd was om het onroerend goed zelfstandig te gelde te maken zonder de medewerking van de man. De veroordeling van de man om medewerking te verlenen was enkel van toepassing op de notariële levering van het onroerend goed na de verkoop door de vrouw. Het hof heeft de vrouw bevestigd in haar bevoegdheid om de woning te verkopen en heeft het verzoek tot verbetering van het arrest afgewezen.

De uitspraak benadrukt de zelfstandige bevoegdheid van de vrouw om het onroerend goed te verkopen en de voorwaarden waaronder de man zijn medewerking moet verlenen. Het hof heeft de zaak behandeld in aanwezigheid van de griffier en de beslissing is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling civiel, team familie
Zaaknummer: 200.116.877
Rol-/zaaknummer rechtbank: 413562 / HA ZA 12-233

Arrest d.d. 11 augustus 2015

Beslissing op verzoek ex artikel 31 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

inzake
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. N.J.R.M. Elings te Den Haag,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. F. Arslan te Den Haag.
Het hof heeft op 29 april 2014 in bovengenoemde zaak arrest gewezen.
Bij brief van 22 mei 2015 heeft appellante verzocht om het arrest op de voet van artikel 31 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) te verbeteren.
De man is niet in de gelegenheid gesteld op dit verzoek te reageren, omdat het hof reeds aanstonds heeft vastgesteld dat het verzoek tot verbetering niet voor toewijzing in aanmerking komt.

Beoordeling van het verzoek

1. De vrouw voert ter onderbouwing van haar verzoek het volgende aan. Het hof heeft in punt 14 van het arrest overwogen er van uit te gaan dat de man zijn medewerking aan de uitvoering van het arrest zal verlenen. De man doet dit echter niet. De kennelijke verschrijving zit hem volgens de vrouw hierin dat in de beslissing van het arrest is bepaald dat de man alleen zijn medewerking hoeft te verlenen nà verkoop van de woning. De vrouw heeft thans niets aan het arrest daar zij niet zonder medewerking van de man, die de woning bewoont, een makelaar kan inschakelen voor verkoop van de woning. De vrouw verzoekt het hof dan ook de kennelijke verschrijving aan te passen zodat er komt te staan dat de man zijn medewerking dient te verlenen aan, tijdens en na verkoop van de woning, zodat de deurwaarder en de makelaar die de vrouw wenst in te schakelen iets met het arrest kunnen.
2. Het hof is van oordeel dat het verzoek tot verbetering moet worden afgewezen omdat er geen sprake is van een kennelijke verschrijving. De vrouw is door het hof immers gemachtigd tot het zelfstandig te gelde maken van het onroerend goed door middel van verkoop door tussenkomst van een NVM makelaar te [woonplaats] . Op grond van deze verleende machtiging ingevolge artikel 3:174 BW is de vrouw zelfstandig - zonder medewerking van de man - bevoegd jegens derden met betrekking tot het te gelde maken, waaronder begrepen de verkoop, van het onroerend goed. De veroordeling van de man zijn medewerking te verlenen aan de notariële levering van dit onroerend goed ziet slechts op de levering van het onroerend goed na verkoop van dit goed door de vrouw op grond van de aan haar gegeven machtiging ex artikel 3:174 BW.

Beslissing

Het hof:
wijst af het verzoek tot verbetering van het tussen partijen gewezen arrest van 29 april 2014.
Dit arrest is gewezen door mrs. Labohm, Kamminga en Stollenwerck en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 augustus 2015 in aanwezigheid van de griffier.