ECLI:NL:GHDHA:2015:2590

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 september 2015
Publicatiedatum
23 september 2015
Zaaknummer
22-006230-11
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van witwassen na gebrek aan bewijs

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 14 december 2011. De verdachte, geboren in België, was beschuldigd van witwassen van een bedrag van € 5.000,- dat afkomstig zou zijn van een kluiskraak bij het GWK Travelex te Delft. Het hof heeft de zaak behandeld op de terechtzittingen van 8 juli 2014 en 8 september 2015, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten.

In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis. De tenlastelegging omvatte zowel primair als subsidiair het verwerven en voorhanden hebben van geldbedragen waarvan de verdachte en zijn mededaders wisten of redelijkerwijs hadden moeten vermoeden dat deze afkomstig waren uit misdrijf. Het hof oordeelde dat het bewijs ontbrak dat het door de verdachte bewaarde bedrag afkomstig was van de kluiskraak, vooral omdat de medeverdachten in een andere zaak waren vrijgesproken van de inbraak.

Het hof heeft geconcludeerd dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde had begaan, en sprak de verdachte vrij. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, GWK Travelex N.V., tot schadevergoeding van € 330.483,33 niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken. De kosten die de verdachte had gemaakt in verband met de verdediging tegen deze vordering werden begroot op nihil. De vordering van het openbaar ministerie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling werd eveneens afgewezen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-006230-11
Parketnummer: 09-757285-11
Datum uitspraak: 22 september 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 14 december 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (België) op [geboortedatum],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van
8 juli 2014 en 8 september 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair en subsidiair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis met aftrek van voorarrest. Voorts is een beslissing genomen ten aanzien van de vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidsstelling, zoals nader in het vonnis waarvan beroep vermeld.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 09 oktober 2010 tot en met 9 februari 2011 te Amsterdam en/of Delft en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, een of meer voorwerpen, te weten 5000 euro en/of een of meer buitenlandse geldbedragen, althans een of meer geldbedragen, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
subsidiair:hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 oktober 2010 tot en met 9 februari 2011 te Amsterdam en/of Delft en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op verschillende tijdstippen, in elk geval eenmaal, (telkens) 5000 euro en/of een of meer buitenlandse geldbedragen, althans een of meer geldberagen, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die 5000 euro en/of die buitenlandse geldbedragen (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Aan de verdachte wordt verweten dat hij een bedrag van
€ 5.000,- afkomstig van een kluiskraak bij het GWK Travelex te Delft heeft witgewassen, dan wel dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan heling van dat geldbedrag. Bij arrest van heden zijn de verdachten [verdachte 1] (rolnummer 22-006165-11) en [verdachte 2](rolnummer 22-006216-11) echter vrijgesproken van de aan hen ten laste gelegde inbraak in de kluis. Dit brengt mee dat ten aanzien van verdachte het bewijs ontbreekt dat het door hem bewaarde bedrag van deze kluiskraak afkomstig is. Evenmin is anderszins komen vast te staan dat het aangetroffen geld direct of indirect van enig ander misdrijf afkomstig was.
Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Vordering van de benadeelde partij GWK Travelex N.V.
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 330.483,33. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Nu de verdachte ter zake van het primair en subsidiair ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil.
Vordering herroeping voorwaardelijke invrijheidsstelling
Nu de verdachte ter zake van het primair en subsidiair ten laste gelegde wordt vrijgesproken, zal de vordering van het openbaar ministerie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling worden afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;

Vordering van de benadeelde partij GWK Travelex N.V.

Verklaart de benadeelde partij GWK Travelex N.V. in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk;
verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil;
wijst af de vordering van het openbaar ministerie tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidsstelling.
Dit arrest is gewezen door mr. Th.W.H.E. Schmitz,
mr. H.J.M. Smid-Verhage en mr. T.B. Trotman, in bijzijn van de griffier mr. E. van Doren.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 22 september 2015.