ECLI:NL:GHDHA:2015:2596

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 september 2015
Publicatiedatum
23 september 2015
Zaaknummer
2200216813
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting en verduistering in verband met verzekeringsfraude

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, [verdachte 1], werd beschuldigd van het opzettelijk stichten van brand in zijn eigen woonboerderij, samen met twee medeverdachten, met als doel de verzekeringsgelden te incasseren en zo uit financiële problemen te geraken. De brand heeft geleid tot aanzienlijke schade aan de boerderij en de bezittingen van de partner van de verdachte, [betrokkene 7]. De verdachte heeft uiteindelijk € 518.751,50 aan verzekeringspenningen ontvangen. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van verduistering van kunstwerken die toebehoorden aan [betrokkene 6].

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in een penibele financiële situatie verkeerde en dat hij de brandstichting had uitgelokt door zijn medeverdachten te benaderen en hen een beloning van € 30.000,- in het vooruitzicht te stellen. De brandstichting vond plaats in de nacht van 2 op 3 december 2011, waarbij de verdachte zijn medeverdachten de afstandsbediening van het toegangshek had gegeven en hen had geïnformeerd over zijn afwezigheid. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de brandstichting en de verduistering van de kunstwerken.

De verdediging voerde aan dat de verdachte geen motief had voor de brandstichting, maar het hof verwierp dit argument. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan medeplegen van brandstichting en verduistering, en legde een gevangenisstraf van 27 maanden op, met aftrek van voorarrest. Tevens werd de vordering van de benadeelde partij, Delta Lloyd Schadeverzekering N.V., tot schadevergoeding toegewezen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002168-13
Parketnummer: 11-870087-12
Datum uitspraak: 23 september 2015
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 8 mei 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte 1],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 9 september 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 3 primair en subsidiair en een deel van het meer subsidiair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 primair, 2 primair en het onder 3 meer subsidiair als verduistering ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 03 december 2011 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een boerderij (gelegen aan [adres]), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een deel van die boerderij, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan dat deel van die boerderij geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die boerderij en/of in die boerderij aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
subsidiair, voor zover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[verdachte 2] en/of [verdachte 3] op of omstreeks 03 december 2011 te [plaats] tezamen en in vereniging, althans alleen, opzettelijk brand heeft/hebben gesticht in een boerderij, immers hebben die [verdachte 2] en/of [verdachte 3] toen aldaar opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een deel van die boerderij, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan dat deel van die boerderij geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die boerderij en/of in die boerderij aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was, welk vorenomschreven feit verdachte op of omstreeks november en/of december 2011 te [plaats] en/of elders in Nederland, opzettelijk heeft uitgelokt door giften en/of beloften en/of geweld en/of bedreiging en/of door het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen, te weten door:
- die [verdachte 2] en/of die [verdachte 3] te benaderen en/of te vragen om die boerderij in de brand te steken;
- die [verdachte 2] en/of die [verdachte 3] hiervoor een geldelijke beloning van 30.000 euro, althans enig geldbedrag, in het vooruitzicht te stellen;
- die [verdachte 2] en/of die [verdachte 3] de afstandsbediening van het (toegangs)hek tot het perceel waarop die boerderij gelegen is, te geven;
meer subsidiair, voor zover het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[verdachte 2] en/of [verdachte 3] op of omstreeks 03 december 2011 te [plaats] tezamen en in vereniging, althans alleen, opzettelijk brand heeft/hebben gesticht in een boerderij, immers hebben die [verdachte 2] en/of [verdachte 3] toen aldaar opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een deel van die boerderij, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan dat deel van die boerderij geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die boerderij en/of in die boerderij aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks november en/of december 2011 te [plaats] en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door
- af te spreken dat die [verdachte 2] en/of [verdachte 3] die boerderij in de brand zouden steken;
- dat hij en/of [betrokkene 7], zijnde verdachtes partner, op dat voorgenomen en/of afgesproken tijdstip waarop de brand gesticht zou worden niet in de boerderij aanwezig zou(den) zijn;
- de afstandsbediening van het (toegangs)hek tot het perceel waarop de boerderij gelegen is aan die [verdachte 2] en/of [verdachte 3] te geven;
2:
hij op of omstreeks 3 december 2011 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich of een ander, ten nadele van de verzekeraar, wederrechtelijk te bevoordelen, brand hebben/heeft gesticht in een boerderij, gelegen aan [adres], zijnde een tegen brandgevaar verzekerd goed, althans enig tegen brandgevaar verzekerd goed, door (open) vuur in contact te brengen met (een onderdeel van) die boerderij;
subsidiair, voor zover het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[verdachte 2] en/of [verdachte 3] op of omstreeks 3 december 2011 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich of een ander, ten nadele van de verzekeraar, wederrechtelijk te bevoordelen, brand hebben/heeft gesticht in een boerderij, gelegen aan [adres], zijnde een tegen brandgevaar verzekerd goed, althans enig tegen brandgevaar verzekerd goed, door (open) vuur in contact te brengen met (een onderdeel van) die boerderij, welk vorenomschreven feit verdachte op of omstreeks november en/of december 2011 te [plaats] en/of elders in Nederland, opzettelijk heeft uitgelokt door giften en/of beloften en/of geweld en/of bedreiging en/of het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen, te weten door:
- die [verdachte 2] en/of die [verdachte 3] te benaderen en/of te vragen om die boerderij in de brand te steken;
- die [verdachte 2] en/of [verdachte 3] hiervoor een geldelijke beloning van 30.000 euro, althans enig geldbedrag, in het vooruitzicht te stellen;
- die [verdachte 2] en/of die [verdachte 3] de afstandsbediening van het (toegangs)hek tot het perceel waarop die boerderij gelegen is, te geven;
meer subsidiair, voor zover het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[verdachte 2] en/of [verdachte 3] op of omstreeks 3 december 2011 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich of een ander, ten nadele van de verzekeraar, wederrechtelijk te bevoordelen, brand hebben/heeft gesticht in een boerderij, gelegen aan [adres], zijnde een tegen brandgevaar verzekerd goed, althans enig tegen brandgevaar verzekerd goed, door (open) vuur in contact te brengen met (een onderdeel van) die boerderij, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks november en/of december 2011 te [plaats] en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- af te spreken dat die [verdachte 2] en/of die [verdachte 3] die boerderij in de brand zouden steken;
- dat hij en/of [betrokkene 7], zijnde verdachtes partner, op dat voorgenomen en/of afgesproken tijdstip waarop de brand zou worden gesticht niet in de boerderij aanwezig zou(den) zijn;
- de afstandsbediening van het (toegangs)hek tot het perceel waarop de boerderij gelegen is aan die [verdachte 2] en/of [verdachte 3] te geven;
3:
hij op of omstreeks 03 december 2011 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (ongeveer) 45 schilderijen en/of (ongeveer) 60 foto's, althans 78 kunstwerken (bestaande uit foto's en/of schilderijen),althans een of meer schilderijen en/of foto's,in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
subsidiair, voor zover het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[verdachte 2] en/of [verdachte 3] op of omstreeks 03 december 2011 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk ven wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen (ongeveer) 45 schilderijen en/of (ongeveer) 60 foto’s, althans 78 kunstwerken (bestaande uit foto’s en/of schilderijen),althans een of meer schilderijen en/of foto’s,in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan [verdachte 2] en/of [verdachte 3] en/of zijn mededader(s) en/of verdachte, welk vorenomschreven feit verdachte op of omstreeks november en/of december 2011 te [plaats] en/of elders in Nederland, opzettelijk heeft uitgelokt door giften en/of beloften en/of geweld en/of bedreiging en/of door het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen, te weten door:
- die [verdachte 2] en/of [verdachte 3] te benaderen en/of te vragen om die schilderijen en/of foto’s weg te nemen;
- die [verdachte 2] en/of [verdachte 3] hiervoor een geldelijke beloning ven 30.000 euro, althans een enig geldbedrag, in het vooruitzicht te stellen;
- die [verdachte 2] en/of [verdachte 3] de afstandsbediening van het (toegangs)hek tot het perceel waarop de boerderij waarin de schilderijen en/of foto’s gelegen waren, te geven;
meer subsidiair, voor zover het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[verdachte 2] en/of [verdachte 3] op of omstreeks 03 december 2011 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen (ongeveer) 45 schilderijen en/of (ongeveer) 60 foto’s, althans 78 kunstwerken (bestaande uit foto’s en/of schilderijen),althans een of meer schilderijen en/of
foto’s,in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan [verdachte 2] en/of [verdachte 3] en/of zijn mededader(s) en/of verdachte, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks november en/of december 2011 te [plaats] en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- af te spreken dat die [verdachte 2] en/of [verdachte 3] die schilderijen en/of foto’s weg zouden nemen;
- dat hij en/of [betrokkene 7], zijnde verdachtes partner, op dat voorgenomen en/of afgesproken tijdstip waarop de schilderijen en/of foto’s zouden worden weggenomen niet in de boerderij aanwezig te zijn;
- de afstandsbediening van het (toegangs)hek tot het perceel waarop de boerderij waarin de schilderijen en/of foto’s gelegen waren aan die [verdachte 2] en/of [verdachte 3] te geven;
subsidiair, voor zover het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 03 december 2011 tot en met 29 juni 2012 te [plaats] en/of te [plaats] en/of te [plaats] en/of te [plaats], in elk geval in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (ongeveer) 45 schilderijen en/of (ongeveer) 60 foto’s, althans 78 kunstwerken (bestaande uit foto’s en/of schilderijen), althans 3, althans één of meer schilderij(en) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s), ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die schilderijen en/of foto’s wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
meer subsidiair, voor zover het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[verdachte 2] en/of [verdachte 3] in of omstreeks de periode van 3 december tot en met 29 juni 2012 te [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (ongeveer) 45 schilderijen en/of (ongeveer) 60 foto's, althans 78 kunstwerken (bestaande uit foto's en/of schilderijen), althans 3, althans een of meer schilderij(en) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl [verdachte 2] en/of [verdachte 3] en/of zijn/hun mededader(s), ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die schilderijen en/of foto's wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof, welk vorenomschreven feit verdachte op of omstreeks november en/of december 2011 te [plaats] en/of elders in Nederland, opzettelijk heeft uitgelokt door giften en/of beloften en/of geweld en/of bedreiging en/of het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen, te weten door:
- die [verdachte 2] en/of die [verdachte 3] te benaderen en/of te vragen om die schilderijen en/of foto's uit de boederij weg te nemen;
- die [verdachte 2] en/of die [verdachte 3] hiervoor een geldelijke beloning van 30.000 euro, althans enig geldbedrag, in het vooruitzicht te stellen;
- die [verdachte 2] en/of die [verdachte 3] de afstandsbediening van het (toegangs)hek tot het perceel waarop die boerderij waarin de schilderijen en/of foto's waren gelegen, te geven;
meer subsidiair, voor zover het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[verdachte 2] en/of [verdachte 3] in of omstreeks de periode van 3 december tot en met 29 juni 2012 te [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (ongeveer) 45 schilderijen en/of (ongeveer) 60 foto’s, althans 78 kunstwerken (bestaande uit foto’s en/of schilderijen),
althans 3, althans een of meer schilderij(en) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl [verdachte 2] en /of [verdachte 3] en/of
zijn/hun mededader(s), ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die schilderijen en/of foto’s wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof,tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks november en/of december 2011 te [plaats] en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- af te spreken dat die [verdachte 2] en/of [verdachte 3] die schilderijen en/of foto’s weg zouden nemen uit de boerderij;
- dat hij en/of [betrokkene 7], zijnde verdachtes partner, op dat voorgenomen en/of afgesproken tijdstip waarop de schilderijen en/of foto’s zouden worden weggenomen niet in de boerderij aanwezig zou(den) zijn;
— de afstandsbediening van het (toeqanqs)hek tot het perceel waarop die boederij waarin die schilderijen en/of foto’s waren gelegen aan die [verdachte 2] en/of [verdachte 3], te geven;
meer subsidiair, voor zover het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 03 december 2011 tot en met 29 juni 2012 te [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] en/of te [plaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (ongeveer) 45 schilderijen en/of (ongeveer) 60 foto’s, althans 78 kunstwerken (bestaande uit foto’s en/of schilderijen), althans 3, althans één of meer schilderij(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [verdachte 2] en/of [verdachte 3] en/of zijn/hun mededader(s) en/of verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten als bewaarder, onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
meer subsidiair, voor zover het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[verdachte 2] en/of [verdachte 3] in of omstreeks de periode van 3 december 2011 tot en met 29 juni 2012 te [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats],
in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen , althans alleen, opzettelijk (ongeveer) 45 schilderijen en/of (ongeveer) 60 foto’s, althans 78 kunstwerken (bestaande uit foto’s en/of schilderijen), althans 3, althans één of meer schilderij(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan [verdachte 2] en/of [verdachte 3] en/of zijn/hun mededader(s), en/of verdachte, welk(e) goed(eren) [verdachte 2] en/of [verdachte 3] en/of hun/zijn mededader(s) en/of verdachte anders dan door misdrijf, te weten als bewaarder, onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend, welk vorenomschreven feit verdachte op of omstreeks november en/of december 2011 te [plaats] en/of elders in Nederland opzettelijk heeft uitgelokt door giften en/of beloften en/of geweld en/of bedreiging en/of door het verschaffen van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen, te weten door:
— die [verdachte 2] en/of [verdachte 3] te benaderen en/of te vragen de schilderijen en/of foto’s uit de boerderij weg te nemen;
- die [verdachte 2] en/of [verdachte 3] hiervoor een geldelijke beloning van 30.000 euro, althans enig geldbedrag in het vooruitzicht te stellen;
- die [verdachte 2] en/of [verdachte 3] de afstandsbediening van het (toegangs)hek tot het perceel waarop de boerderij waarin de schilderijen en/of foto’s gelegen waren, te geven;
meer subsidiair, voor zover het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[verdachte 2] en/of [verdachte 3] in of omstreeks de periode van 3 december 2011 tot en met 29 juni 2012 te [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats] en/of [plaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk (ongeveer) 45 schilderijen en/of (ongeveer) 60 foto's, althans 78 kunstwerken (bestaande uit foto's en/of schilderijen), althans 3, althans één of meer schilderij(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [betrokkene 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan [verdachte 2] en/of [verdachte 3] en/of zijn/hun mededader(s), en/of verdachte, welk(e) goed(eren) [verdachte 2] en/of [verdachte 3] en/of hun/zijn mededader(s) en/of verdachte anders dan door misdrijf, te weten als bewaarder, onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks november en/of december 2011 te [plaats] en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- af te spreken dat die [verdachte 2] en/of [verdachte 3] die schilderijen en/of foto's uit de boerderij zouden wegnemen;
- dat hij en/of [betrokkene 7], zijnde verdachtes partner, op dat voorgenomen en/of afgesproken tijdstip waarop de schilderijen en/of foto's zouden worden weggenomen niet in de boerderij aanwezig zou(den) zijn;
- de afstandsbediening van het (toegangs)hek tot het perceel waarop de boerderij waarin de schilderijen en/of foto's gelegen waren aan die [verdachte 2] en/of [verdachte 3] te geven.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3 primair en subsidiair en een deel van het meer subsidiair ten laste is gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewijsoverwegingen

1.Feiten en omstandigheden

Het hof stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
[Verdachte 1] is via [betrokkene 4] met [verdachte 2] in contact gekomen en via [verdachte 2] met [verdachte 3]. In het najaar van 2011 heeft [verdachte 1] tijdens een bijeenkomst met [verdachte 2] en [verdachte 3] in de garage van [betrokkene 4] gezegd dat hij hoopte dat zijn woning ‘de fik in’ zou gaan. Enige tijd voor 3 december 2011 heeft nog een ontmoeting tussen [verdachte 1], [verdachte 2] en [verdachte 3] plaatsgevonden. Bij die gelegenheid heeft [verdachte 1] de afstandsbediening van de toegangspoort van het perceel waar zijn woonboerderij op stond aan [verdachte 2] gegeven en heeft hij medegedeeld dat hij in de nacht van 2 op 3 december 2011 met zijn partner in België zou zijn.
[Verdachte 1] heeft aan [verdachte 2] en [verdachte 3] een betaling van in totaal € 30.000,- toegezegd.
In de woonboerderij van [verdachte 1] bevond zich een verzameling kunstwerken. Die kunstwerken behoorden in eigendom toe aan [betrokkene 6], en waren door hem ‘veilig gesteld’ (uit diens faillissement) in de woning van zijn vriend [verdachte 1]. Volgens [betrokkene 6] bedroeg de waarde van de verzameling ongeveer € 250.000,-.
De verzameling was niet verzekerd.
In de avond van 2 december 2011 is [betrokkene 4] met [verdachte 2] langs de boerderij van [verdachte 1] gereden. [Verdachte 2] en [verdachte 3] zijn later in die nacht, inmiddels was het 3 december 2011, samen met [betrokkene 5] (de zoon van [verdachte 3]), met twee auto’s, naar de boerderij van [verdachte 1] gegaan. [Verdachte 2] heeft de toegangspoort van het terrein met de afstandsbediening geopend. De achterdeur van de boerderij werd opengebroken.
De kunstwerken stonden klaar om meegenomen te worden.
[Betrokkene 5] heeft, nadat zijn auto volgeladen was met kunstwerken, dit deel van de verzameling naar een loods in [plaats] gebracht. Na het vertrek van [betrokkene 5] zijn [verdachte 2] en [verdachte 3] bij de boerderij achtergebleven.
In de boerderij is brand uitgebroken. Volgens technisch onderzoek was er sprake van brandstichting.
[Verdachte 2] en [verdachte 3] zijn met het overige deel van de kunstwerken naar het huis van [betrokkene 8], de toenmalige vriendin van [verdachte 3], in [plaats] gereden. [Verdachte 2] heeft de kunstwerken later verkocht aan [betrokkene 4]. [Betrokkene 4] heeft [verdachte 2] en/of [verdachte 3] € 10.000,- voor de weggehaalde kunstwerken betaald.
De woonboerderij van [verdachte 1] is op 3 december 2011 grotendeels afgebrand. [Verdachte 1] heeft zijn verzekering aangesproken om de schade als gevolg van de brand vergoed te krijgen. De verzekeraar heeft uiteindelijk in totaal een bedrag van € 518.751,50 uitgekeerd.
In de weken na de brand zijn er conflicten ontstaan, onder meer tussen enerzijds [verdachte 1] en anderzijds [verdachte 2] en [verdachte 3], over de betaling van de € 30.000,-; betaling van dit (volledige) bedrag bleef namelijk uit.
[Verdachte 1] is na de brand een ander telefoonnummer gaan gebruiken voor zijn telefonische contacten met [verdachte 2] en [verdachte 3].
[Verdachte 1] heeft uiteindelijk [betrokkene 4] gevraagd om zijn betalingsverplichting jegens [verdachte 2] en [verdachte 3] (tijdelijk) van hem over te nemen.

2.Bewijsoverwegingen t.a.v. de brandstichting

De verdediging heeft een alternatief scenario gepresenteerd, inhoudende dat [verdachte 2] op eigen initiatief de schilderijen wilde stelen en in een dronken bui tevens de boerderij in brand heeft gestoken, waarna [verdachte 2] bij de verdachte ook nog de verzekeringspenningen opeiste. De verdachte werd geïntimideerd en stemde in met betaling van € 30.000,-.
Het hof verwerpt dit scenario nu deze lezing op geen enkele wijze aannemelijk is geworden. Immers, voor de gepresenteerde afpersing is geen steun te vinden in het dossier. Integendeel: de door [verdachte 2] aan [verdachte 1] verzonden sms-berichten kunnen niet als dreigend/intimiderend worden aangemerkt. Daarbij neemt het hof voorts in aanmerking dat oninvoelbaar is dat [verdachte 1] een ander telefoonnummer in gebruik nam omdat hij, zoals hij aanvoert, bang was dat hij mogelijk afgeluisterd zou worden.
Naar het oordeel van het hof volgt uit de bewijsmiddelen dat de brand in de woonboerderij van [verdachte 1] aan [adres] te [plaats] op 3 december 2011 in opdracht van [verdachte 1] is aangestoken door [verdachte 2] en/of [verdachte 3]. Het hof baseert zich voor dit oordeel niet uitsluitend op het forensische bewijsmateriaal, maar ook op de diverse verklaringen die het tot het bewijs heeft gebezigd.

3.Medeplegen t.a.v. de brandstichting

Medeplegen veronderstelt een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten, welke samenwerking in het onderhavige geval moet zijn gericht op de brandstichting. Uit de bewijsmiddelen leidt het hof met betrekking tot de taakverdeling van de verdachten het volgende af.
[Verdachte 1] heeft aan [verdachte 2] en/of [verdachte 3] de opdracht gegeven om de brand te stichten in zijn woonboerderij en hij heeft met hen daarvoor een beloning van € 30.000 Euro afgesproken. Voorafgaand aan de brand heeft hij hun de afstandsbediening van het toegangshek van zijn perceel gegeven en hun medegedeeld wanneer hij en zijn partner niet thuis zouden zijn. [Verdachte 2] heeft in de avond van 2 december 2011 de plaatselijke situatie in ogenschouw genomen. [Verdachte 2] en/of [verdachte 3] heeft/hebben vervolgens de brand in de woonboerderij aangestoken in de nacht van 2 op 3 december 2011. Na de brand heeft [verdachte 1] een deel van de beloofde geldsom aan [verdachte 2] en [verdachte 3] betaald c.q. doen betalen, en later - wegens betalingsonmacht – heeft hij geregeld dat de betaling via [betrokkene 4] zou verlopen.
Op grond van het voorgaande acht het hof bewezen dat [verdachte 1] met [verdachte 2] en [verdachte 3] zodanig bewust en nauw heeft samengewerkt dat sprake is van medeplegen van de tenlastegelegde brandstichting.

4.Vidgen

De verdediging heeft zich - tegen de achtergrond van de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) inzake Vidgen tegen Nederland (EHRM 10 juli 2012, LJN:BX3071) – op het standpunt gesteld dat de verklaringen van de medeverdachten [verdachte 3] en [verdachte 2] dienen te worden uitgesloten van de bewijsvoering, nu zij zich als getuigen in de zaak van de verdachte op hun verschoningsrecht hebben beroepen. Hierdoor heeft de verdediging haar ondervragingsrecht niet in volle omvang kunnen uitoefenen en bevat het dossier naast deze verklaringen onvoldoende zelfstandig bewijs om tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde te kunnen komen.
Het hof overweegt hieromtrent dat de gevallen, waarin het EHRM heeft uitgemaakt dat de vruchten van een in het opsporingsonderzoek afgelegde getuigenverklaring van het bewijs dienen te worden uitgesloten, omdat de verdediging niet in enig stadium van het geding in de gelegenheid is geweest haar ondervragingsrecht uit te oefenen, zaken betreffen waarin een bewezenverklaring alleen of in beslissende mate ('solely or to a decisive degree') berust op de verklaring van die getuige. Een dergelijke situatie doet zich naar het oordeel van het hof hier niet voor, gelet op hetgeen uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep als overig bewijs jegens de verdachte naar voren is gekomen en door het hof in dezen is gebezigd.
De betrokkenheid van de verdachte bij de hem onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten vindt naar het oordeel van het hof voldoende steun in andere bewijsmiddelen. Het hof verwijst daarbij naar verklaringen van de getuigen [betrokkene 4], [betrokkene 9], [betrokkene 8], [betrokkene 10] en [betrokkene 5]. [Betrokkene 4] heeft verklaard over hetgeen de verdachte hem heeft verteld en de andere getuigen over hetgeen zij van [verdachte 2] hebben gehoord over het wegnemen van de schilderijen en het stichten van de brand.
Nu de bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten derhalve niet alleen of in beslissende mate berust op de verklaringen van de getuigen [verdachte 2] en [verdachte 3] is van schending van de door het EHRM in de zaak Vidgen omschreven norm dan ook geen sprake. De verklaringen die [verdachte 2] en [verdachte 3] tegenover de politie hebben afgelegd, kunnen derhalve voor het bewijs worden gebezigd.
Dit verweer wordt dan ook door het hof verworpen.

5.De betrouwbaarheid van de verklaringen van de getuige [betrokkene 4]

De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verklaringen van de getuige [betrokkene 4] van het bewijs moeten worden uitgesloten, omdat deze niet betrouwbaar zouden zijn.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Naar het oordeel van het hof zijn de verklaringen die de getuige [betrokkene 4] bij de politie op 13 en 25 juli 2012, bij de rechter-commissaris op 26 maart 2013, ter terechtzitting in eerste aanleg op 25 april 2013 en ter terechtzitting in hoger beroep op 9 september 2015 heeft afgelegd, op hoofdpunten consistent. Voorts vinden de verklaringen van [betrokkene 4] op essentiële punten, in het bijzonder voor wat betreft de betrokkenheid van de verdachte bij de brandstichting in zijn woonboerderij, steun in de verklaringen die [betrokkene 9], [betrokkene 8] en [betrokkene 5] bij de politie hebben afgelegd.
De omstandigheid dat [betrokkene 4] wellicht zijn eigen rol bij de aan de verdachte ten laste gelegde feiten zo veel mogelijk heeft willen verhullen of bagatelliseren, doet naar het oordeel van het hof niet af aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [betrokkene 4] voor zover die verklaringen zien op de rol van de verdachte en de medeverdachten [verdachte 2] en [verdachte 3].
Het hof ziet derhalve geen reden om aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van de getuige [betrokkene 4] te twijfelen voor zover deze verklaringen zien op de betrokkenheid van de verdachte bij de brandstichting en de verduistering.
Het hof verwerpt het verweer.

6.Het motief van de verdachte

Voorts heeft de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte geen motief had voor de brandstichting, omdat hij na de brand financieel slechter af was, dan voorafgaand aan de brand.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit meerdere zich in het dossier bevindende verklaringen komt naar voren, dat de verdachte zich voorafgaand aan de brand in een zeer penibele financiële situatie bevond. [Betrokkene 7] heeft verklaard dat de uitkering van de verdachte in september of oktober 2011 stopte en dat de verdachte toen in financiële moeilijkheden kwam. Volgens haar heeft de verdachte in die periode tegen haar gezegd dat de bodem in zicht kwam en dat er wel geld binnen moest komen. [Betrokkene 10] heeft verklaard dat ze wist dat de verdachte in financiële moeilijkheden zat en dat het ‘hem aan de lippen stond’. Ook de verdachte zelf heeft verklaard dat hij niet kon rondkomen van zijn uitkering en dat hij om die reden een lening bij [betrokkene 4] had afgesloten en contact met de bank had gezocht.
De door de verdediging ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde brief van de makelaar van de verdachte bevestigt deze weergave van de financiële situatie van de verdachte. Uit die brief komt naar voren dat de verdachte in 2008, na een mislukte poging zijn woning te verkopen, achterbleef met een – in de woorden van de makelaar – bijkans onverkoopbare woning. De verdachte besloot vervolgens om de woning te verbouwen, maar tijdens die verbouwing raakte hij zijn baan kwijt, waardoor de hypotheek op termijn onbetaalbaar zou worden.
Uit het dossier blijkt verder, dat de verdachte voorafgaand aan de brand in de veronderstelling verkeerde dat hij een aanzienlijk lager bedrag zou moeten terugbetalen aan zijn hypotheekgever als hij versneld zou aflossen. Verder ging de verdachte er op dat moment van uit dat de na de brand vrijkomende twee percelen door hem tegen gunstige bedragen verkocht zouden kunnen worden. Daarmee zou de verdachte met een positief saldo, of in ieder geval zonder restschuld, af zijn van een woning die onverkoopbaar leek. Dat het uiteindelijk niet zo is gelopen als de verdachte had verwacht, doet daar niet aan af.
Het verweer op dit punt wordt dan ook verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en het onder 3 meer subsidiair als verduistering ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair:
hij op
of omstreeks03 december 2011 te [plaats] tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen
, althans alleen,opzettelijk brand heeft gesticht in een boerderij (gelegen aan [adres]), immers
heeft/hebben
verdachte en/of (een of meer van
)zijn mededader
(s
)toen aldaar opzettelijk
(open)vuur in aanraking gebracht met een deel van die boerderij,
althans met (een) brandbare stof(fen),ten gevolge waarvan
dat deel vandie boerderij
geheel ofgedeeltelijk is
/zijnverbrand,
in elk geval brand is ontstaan,terwijl daarvan
gemeen gevaar voor die boerderij en/of in die boerderij aanwezige goederen, in elk gevalgemeen gevaar voor goederen
,te duchten was;
2 primair:
hij op
of omstreeks3 december 2011 te [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen
, althans alleen,met het oogmerk om zich
of een ander, ten nadele van de verzekeraar, wederrechtelijk te bevoordelen, brand
hebben/heeft gesticht in een boerderij, gelegen aan [adres], zijnde een tegen brandgevaar verzekerd goed,
althans enig tegen brandgevaar verzekerd goed,door
(open)vuur in contact te brengen met (een onderdeel van) die boerderij;
3 meer subsidiair (verduistering):
hij
in of omstreeks de periode vanop03 december 2011
tot en met 29 juni 2012te [plaats]
en/of [plaats] en/of [plaats] en/of te [plaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,opzettelijk
(ongeveer) 45 schilderijen en/of (ongeveer) 60 foto’s, althans78 kunstwerken (bestaande uit foto’s en/of schilderijen),
althans 3, althans één of meer schilderij(en), in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [betrokkene 6],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [verdachte 2] en/of [verdachte 3] en/of zijn/hun mededader(s) en/of verdachte,welk
(e
)goed
(eren
)verdachte
en/of zijn mededader(s)anders dan door misdrijf, te weten als bewaarder, onder zich had
(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van met het oogmerk om zich, ten nadele van de verzekeraar, wederrechtelijk te bevoordelen, brand stichten.
Het onder 3 meer subsidiair bewezen verklaarde levert op:
verduistering.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte van het onder 3 primair en subsidiair ten laste gelegde zal worden vrijgesproken en ter zake van het onder 1 primair, 2 primair en het onder 3 meer subsidiair als verduistering ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met zijn twee medeverdachten brand gesticht in zijn eigen woonboerderij, met het doel de verzekeringsgelden tot uitkering te doen komen en daarmee uit de financiële problemen te geraken.
De brand heeft de woonboerderij grotendeels in de as gelegd. Bij de brand is gemeen gevaar voor goederen ontstaan en zijn onder meer de bezittingen van de partner van de verdachte, [betrokkene 7], grotendeels verwoest. De verdachte heeft vervolgens € 518.751,50 aan verzekeringspenningen doen uitkeren. Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de verduistering van een groot aantal kunstwerken van aanzienlijke waarde, toebehorende aan [betrokkene 6].
De verdachte heeft door aldus te handelen uitsluitend oog gehad voor zijn eigen financiële gewin, zonder rekening te houden met de gevolgen van zijn handelen voor anderen.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 20 augustus 2015, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Gelet op de ernst van de feiten en de omvang van de schade acht het hof – in afwijking van de eis van de advocaat-generaal – in beginsel de straf zoals die door de rechtbank is opgelegd passend en geboden. Het hof houdt echter rekening met de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, nu de inzendtermijn van het dossier na het instellen van hoger beroep met ruim acht maanden is overschreden en het hof niet binnen twee jaar na het instellen van hoger beroep arrest heeft gewezen. Om die reden zal het hof de door de rechtbank opgelegde straf met tien procent verminderen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding Delta Lloyd Schadeverzekering N.V.
In het onderhavige strafproces heeft Delta Lloyd Schadeverzekering N.V. zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 ten laste gelegde tot een bedrag van € 529.980,50.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte onvoldoende gemotiveerd betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 2 primair bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 3 december 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op € 5.160,-, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 47, 57, 157, 321 en 328 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 primair, subsidiair en meer subsidiair (met uitzondering van het als verduistering) ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 meer subsidiair als verduistering ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 3 meer subsidiair als verduistering bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
27 (zevenentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij Delta Lloyd Schadeverzekering N.V.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Delta Lloyd Schadeverzekering N.V. ter zake van het onder 2 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 529.980,50 (vijfhonderdnegenentwintigduizend negenhonderdtachtig euro en vijftig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 3 december 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 5.160,- (vijfduizend honderdzestig euro).
Dit arrest is gewezen door mr. M.J. de Haan-Boerdijk, mr. M.P.J.G. Göbbels en mr. D.M. Thierry, in bijzijn van de griffier mr. F.P. van Straelen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 september 2015.