ECLI:NL:GHDHA:2015:2606

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 september 2015
Publicatiedatum
24 september 2015
Zaaknummer
22-004674-14 PO
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vordering ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 14 december 2011. De veroordeelde was eerder veroordeeld voor medeplegen van witwassen en kreeg een taakstraf van 60 uur opgelegd. Het openbaar ministerie had een vordering ingediend tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij het bedrag werd vastgesteld op € 325,-. De veroordeelde ging in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank.

Tijdens de zitting op 8 september 2015 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om vernietiging van het eerdere vonnis en niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de ontnemingsvordering. Het hof heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het vonnis waarvan beroep niet in stand kan blijven, omdat het hof zich niet kan verenigen met de eerdere beslissing.

Uiteindelijk heeft het hof geoordeeld dat de verdachte vrijgesproken moet worden van de ten laste gelegde feiten, waardoor het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard wordt in zijn vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de vordering van het openbaar ministerie afwees. Deze beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004674-14 PO
Parketnummer: 09-757285-11
Datum uitspraak: 22 september 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 14 december 2011 in de ontnemingszaak tegen de veroordeelde:

[veroordeelde],

geboren te [geboorteplaats] (België) op [geboortedatum],
adres: [adres].
Procesgang
Bij vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank te Den Haag van 14 december 2011 is de veroordeelde ter zake van het in zijn strafzaak primair bewezen verklaarde, gekwalificeerd als:

medeplegen van witwassen,

veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uur, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis met aftrek van voorarrest.
De in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie houdt in dat aan de veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van in totaal € 5.000,-, ter ontneming van het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel uit het in zijn strafzaak primair bewezen verklaarde feit. Ter terechtzitting van 30 november 2011 heeft de officier van justitie de vordering aldus gewijzigd dat het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op € 325,-.
De rechtbank Den Haag heeft bij vonnis van 14 december 2011 het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vastgesteld op € 325,- en ter ontneming van dat wederrechtelijk verkregen voordeel aan de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 325,-.
Namens de veroordeelde is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Deze beslissing is genomen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van
8 september 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de veroordeelde naar voren is gebracht.
De vordering in hoger beroep
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Beoordeling van de vordering
De verdachte is bij arrest van 22 september 2015 (heden) van dit gerechtshof vrijgesproken van het in zijn strafzaak primair en subsidiair ten laste gelegde.
Het openbaar ministerie dient, nu een veroordeling wegens een strafbaar feit ontbreekt, niet-ontvankelijk verklaard te worden in zijn vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel met parketnummer 09-757285-11.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit arrest is gewezen door Th.W.H.E. Schmitz, mr. H.J.M. Smid-Verhage en mr. T.B. Trotman, in bijzijn van de griffier mr. E. van Doren.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 22 september 2015.