ECLI:NL:GHDHA:2015:2745

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
7 oktober 2015
Publicatiedatum
6 oktober 2015
Zaaknummer
200.163.089/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Sutorius-van Hees
  • A. Labohm
  • J. Mulder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging draagplicht ten aanzien van de lasten van de voormalige echtelijke woning tot aan verkoop woning

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 7 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van de draagplicht van de lasten van de voormalige echtelijke woning. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, had in januari 2015 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 20 oktober 2014. De man, verweerder in hoger beroep, had op 16 maart 2015 een verweerschrift ingediend. De zaak werd op 4 september 2015 mondeling behandeld.

In eerste aanleg was de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en was de verdeling van de huwelijksgemeenschap vastgesteld. De vrouw verzocht het hof om de bestreden beschikking te vernietigen voor zover het betreft de lasten van de echtelijke woning, en te bepalen dat deze lasten voor rekening van de man komen. De man betwistte dit en stelde dat de vrouw als mede-eigenaar van de woning de helft van de woonlasten dient te voldoen.

Het hof overwoog dat de voormalige echtelijke woning tot de onverdeelde huwelijksgemeenschap behoort en dat partijen op grond van het Burgerlijk Wetboek naar evenredigheid van hun aandeel in de lasten dienen bij te dragen. Echter, het hof oordeelde dat de vrouw voldoende had onderbouwd dat partijen een afwijkende regeling voor ogen hadden. De vrouw had de woning in juli 2012 verlaten en de man had de woonlasten voor zijn rekening genomen. Het hof concludeerde dat de vrouw gerechtvaardigd mocht vertrouwen op de afspraak dat de man de lasten zou dragen zolang hij in de woning verbleef.

Het hof vernietigde de bestreden beschikking en wijzigde de draagplicht van de lasten van de echtelijke woning, zodat de man deze lasten zal voldoen zolang hij het uitsluitend gebruik van de woning heeft. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 7 oktober 2015
Zaaknummer : 200.163.089/01
Rekestnummers rechtbank : FA RK 13-5157 en FA RK 13-8930
Zaaknummers rechtbank : C/10/427521 en C/10/436397
[appellante] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. A. Maaskant te Hellevoetsluis,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. M. Elmers te Brielle.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De vrouw is op 19 januari 2015 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 20 oktober 2014 van de rechtbank Rotterdam.
De man heeft op 16 maart 2015 een verweerschrift ingediend.
Van de zijde van de vrouw is op 3 maart 2015 een V-formulier met bijlage bij het hof ingekomen.
De zaak is op 4 september 2015 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de tussenbeschikking van 3 maart 2014 van de rechtbank Rotterdam en de bestreden beschikking.
Bij de beschikking van 3 maart 2014 is - voor zover in dit hoger beroep van belang - de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
Bij de bestreden beschikking is - voor zover in dit hoger beroep van belang - de verdeling van de huwelijksgemeenschap vastgesteld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. De vrouw verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen voor zover het betreft het bepaalde in overweging 2.5.4. en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat de lasten van de echtelijke woning voor rekening van de man komen.
2. De man bestrijdt het beroep.
3. Naar de mening van de vrouw zijn de bedoelingen van partijen, zoals deze tijdens de mondelinge behandeling van de zaak bij de rechtbank zijn verwoord, niet correct weergegeven in het proces-verbaal van de zitting. De vrouw heeft ermee ingestemd om gezamenlijk eigenaar van de voormalige echtelijke woning te blijven tot aan de eerstvolgende herziening van de hypothecaire geldlening. Daarnaast deelt zij mee in de restschuld bij verkoop van de woning. Zij heeft er nimmer mee ingestemd, of mee in willen stemmen, dat zij de helft van de woonlasten zou dragen. Ware dat wel zo geweest, dan had de vrouw ervoor gekozen de woning zo snel als mogelijk te verkopen. Zij woont in bij haar nieuwe partner, heeft een inkomen van slechts € 368,- netto per maand en € 250,- per maand aan vaste lasten. Op 9 april 2014 hebben partijen de afspraak dat de man de kosten van de voormalige echtelijke woning zou dragen ook op papier gezet.
4. De man is van mening dat de vrouw, als mede eigenaar van het huis, de helft van de woonlasten dient te voldoen. Het enkele feit dat zij op 2 juli 2012 de woning heeft verlaten, ontslaat haar niet van die verplichting. Van tevoren was al duidelijk dat de man de door beide partijen aangegane hypotheeklasten niet in zijn eentje zou kunnen dragen. De man heeft geprobeerd om de woning over te nemen, maar dit is niet gelukt. Hij heeft, gezien de psychische problemen van de vrouw, de zorg voor de kinderen van partijen, waardoor hij niet meer in staat was om zijn functie als internationaal chauffeur uit te oefenen. De woning is onverkoopbaar en de op de woning rustende hypothecaire geldlening is hoger dan de marktwaarde van de woning. Partijen hebben er dan ook voor gekozen, ter beperking van de restschuld en in het belang van de kinderen, dat de man in de woning zou blijven wonen. De verklaring van partijen van 9 april 2014 was opgesteld om een eind te maken aan een complex conflictenscala tussen partijen. Omdat de conflicten vervolgens opnieuw niet werden opgelost, kan hieraan geen waarde worden gehecht.
5. Het hof overweegt als volgt. De voormalige echtelijke woning te [plaats] , [adres] , behoort tot de onverdeelde huwelijksgemeenschap van partijen. Hoofdregel is dat partijen, op grond van artikel 3:172 van het Burgerlijk Wetboek, naar evenredigheid van hun aandeel bij dienen te dragen in de lasten van deze woning. Naar het oordeel van het hof heeft de vrouw in hoger beroep voldoende onderbouwd dat partijen een van deze hoofdregel afwijkende regeling voor ogen hebben gehad. Onweersproken is dat de vrouw de woning in juli 2012 heeft verlaten, dat de man er tot op heden woont en de woonlasten voor zijn rekening neemt. Uit de overgelegde stukken, waaronder het inleidende verzoekschrift tot echtscheiding met nevenvoorzieningen van de man van 5 juni 2013, blijkt dat de man onder meer de woning en de daarop rustende hypothecaire geldlening toegedeeld wenste te krijgen. Uit het verweerschrift van de vrouw blijkt dat zij hiermee akkoord is. Op 9 april 2014 hebben partijen een verklaring opgesteld, waarin zij met betrekking tot de woning het volgende zijn overeengekomen:
“Huis voorlopig niet in de verkoop.
[geïntimeerde] zorgt voor betaling hypotheek.
Huis op naam [geïntimeerde] bij werk of einde looptijd vaste periode.
Kosten huis op naam 50/50”
Uit het proces-verbaal van de zitting van de rechtbank Rotterdam van 27 november 2014 blijkt voorts dat de vrouw onder meer het volgende heeft verklaard:
“Ik heb gezegd dat de man in de echtelijke woning mag blijven wonen, totdat de hypotheekrente herzien wordt. De eerstkomende hypotheekrenteherziening is over 2 jaar en die ga ik niet meer tekenen. Ik woon er niet meer. Ik wil dat het huis op zijn naam komt. Ik mag niet teveel werken. De man blijft de lasten van de echtelijke woning betalen.”
6. Het hof is van oordeel dat een redelijke uitleg met zich meebrengt dat partijen aldus zijn overeengekomen dat de man, in ieder geval voorlopig, in de woning zou blijven wonen, mits hij de woonlasten voor zijn rekening zou nemen. De vrouw mocht er dan ook gerechtvaardigd op vertrouwen dat de man zich, voor wat betreft de periode dat hij zonder de vrouw in de woning verblijft, niet op een gelijke draagplicht zou beroepen.
7. Naar het oordeel van het hof slaagt de grief van de vrouw. Het hof zal het verzoek van de vrouw toewijzen.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en, in zoverre opnieuw beschikkende:
wijzigt, in afwijking van rechtsoverweging 2.5.4. van de beschikking van 20 oktober 2014 van de rechtbank Rotterdam, de draagplicht met betrekking tot de lasten verbonden aan de echtelijke woning aan de [adres] , te [plaats] , aldus dat de man deze lasten zal voldoen zolang hij het uitsluitend gebruik van deze woning heeft;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Sutorius-van Hees, Labohm en Mulder, bijgestaan door mr. Van Waning als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 oktober 2015.