ECLI:NL:GHDHA:2015:2863

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2015
Publicatiedatum
14 oktober 2015
Zaaknummer
200.171.664/02
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • M. van Dissel
  • A. van Leijenhorst
  • J. van de Poll
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing wrakingsverzoek tegen raadsheer mr. A. van Haeringen in familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 6 oktober 2015 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoekster in een familierechtelijke procedure. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.W. de Gruijl, heeft op 3 september 2015 een verzoek tot wraking ingediend tegen raadsheer mr. A. van Haeringen, die betrokken was bij de ondertoezichtstelling van haar zoon. De wrakingsgrond was de vrees van de verzoekster dat mr. van Haeringen niet onpartijdig zou zijn, gezien zijn eerdere betrokkenheid bij een zaak omtrent de bewindvoering van haar vader. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 september 2015 heeft de verzoekster haar wrakingsverzoek beperkt tot alleen mr. van Haeringen, nadat zij eerder ook de andere raadsheren had willen wraken.

De wrakingskamer heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de samenloop van de twee gevoelige familierechtelijke procedures een objectieve rechtvaardiging biedt voor de vrees van de verzoekster dat mr. van Haeringen vooringenomen zou zijn. Hoewel er geen feitelijke aanwijzingen voor vooringenomenheid zijn gevonden, heeft de wrakingskamer geoordeeld dat de verzoekster's vrees objectief gerechtvaardigd is. Dit leidde tot de beslissing om het wrakingsverzoek toe te wijzen.

De beslissing is genomen door de meervoudige kamer van het hof, bestaande uit mrs. M. van Dissel, A. van Leijenhorst en J. van de Poll, in aanwezigheid van de griffier. Het hof heeft bepaald dat een afschrift van de beslissing zal worden toegezonden aan de verzoekster en de betrokken raadsheren.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Zaaknummer : 200.171.664/02
Rekestnummer hoofdzaak : 200.171.664/01
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken d.d. 6 oktober 2015
inzake het mondeling verzoek tot wraking, als bedoeld in artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, in de hoofdzaak met genoemd rekestnummer van:
[naam] ,
wonende te [woonplaats] , gemeente [naam] ,
verzoekster,
advocaat mr. R.W. de Gruijl te Rotterdam.

Het geding

In de civiele procedure onder genoemd rekestnummer tussen verzoekster als appellant en Jeugdbescherming (Regio Amsterdam) als geïntimeerde heeft op 3 september 2015 een terechtzitting van de meervoudige familie-kamer van het gerechtshof Amsterdam plaatsgevonden, alwaar zitting hadden mrs. Van de Beek, voorzitter, en mrs. Van Haeringen en De Bie, raadsheren.
Bij mondeling verzoek van 3 september 2015 heeft verzoekster een verzoek tot wraking gedaan van genoemde raadsheren.
De raadsheren hebben niet in de wraking berust.
4. De wrakingskamer heeft het verzoek op 30 september 2015 ter besloten zitting behandeld, waar verzoekster is gehoord. Tevens is gehoord: de heer [naam] (broer van verzoekster). Mrs. Van Beek, Van Haeringen en De Bie, voornoemd, zijn, zoals aangekondigd, niet verschenen. De advocaat van verzoekster is evenmin verschenen. Jeugdbescherming (Regio Amsterdam) en de Raad voor de Kinderbescherming waren niet vertegenwoordigd.

Het wrakingsverzoek

5. In het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 3 september 2015 is met betrekking tot de wrakingsgronden het volgende vermeld:

De moeder:
Ik wil dat de raadsheer die bij de zaak van mijn vader betrokken is, zich verschoont. Ik heb er geen vertrouwen in op deze manier. Ik sla dicht. Ik ben in afwachting van de uitspraak in de hoger beroepszaak van mijn vader, daar ben ik ook niet zo tevreden over. Ik denk dat het in deze zaak negatief kan uitpakken. Ik heb niet het idee dat het nu onpartijdig is.
De voorzitter schorst de behandeling voor beraadslaging
Na hervatting van de behandeling deelt de voorzitter mee dat de oudste raadsheer geen
gronden ziet om zich te verschonen. De huidige zaak waarin de ondertoezichtstelling van
[naam] aan de orde is, heeft niets te maken met de zaak van de vader van appellante waarin het gaat over de persoon die als bewindvoerder en mentor van haar vader benoemd moet
worden. De beslissing in de zaak van de vader beïnvloedt op geen enkele wijze de beslissing in de onderhavige zaak.
De moeder:
Mag mijn broer dan wel naar binnen?
De voorzitter deelt mee dat de broer niet bij de mondelinge behandeling aanwezig mag zijn.
De moeder:
Dan wraak ik deze zitting en de hele rechtszaak. Ik heb recht op eerlijke rechtspraak.
De voorzitter deelt mee dat het hof de moeder zo begrijpt dat zij ten aanzien van alle drie de leden van het hof een verzoek tot wraking doet. De moeder beaamt dat. De voorzitter deelt vervolgens als beslissing van het hof mee dat de behandeling wordt geschorst.
Hij deelt ter toelichting op het vervolg van de procedure mee dat de wrakingskamer, naar alle waarschijnlijkheid de wrakingskamer van het hof Den Haag, een beslissing zal nemen op het wrakingsverzoek en dat de moeder in de gelegenheid zal worden gesteld om haar verzoek toe te lichten.”
6. Bij beslissing tot verwijzing van 16 september 2015 heeft de wrakingskamer van het
gerechtshof Amsterdam in het kader van ‘de pilot externe wrakingskamer’ de
wrakingszaak op grond van artikel 62b Wet op de Rechterlijke Organisatie ter verdere
behandeling verwezen naar de wrakingskamer van het gerechtshof Den Haag.
7. De raadsheren hebben in hun schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek gesteld dat het wrakingsverzoek dient te worden afgewezen aangezien geen sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
8. Bij de mondelinge behandeling op 30 september 2015 heeft verzoekster het wrakingsverzoek in zoverre beperkt dat het zich thans niet langer richt tegen de raadsheren Van de Beek en De Bie, maar uitsluitend tegen de raadsheer mr. A. van Haeringen.

Beoordeling van het wrakingsverzoek

9. Volgens vaste jurisprudentie dient de rechter uit hoofde van zijn aanstelling te worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechter jegens de verzoeker een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij de verzoekster dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
10. Verzoekster heeft aan haar wrakingsverzoek van mr. Van Haeringen ten grondslag gelegd dat zij de vrees heeft dat deze raadsheer haar (onderhavige) zaak in het kader van de ondertoezichtstelling (hierna: o.t.s.) van haar zoon [naam] niet zonder vooringenomenheid zal beoordelen. Zij heeft in dat verband gesteld dat dezelfde raadsheer recentelijk (verzoekster stelt in mei 2015) een zaak heeft behandeld over bewindvoering en mentorschap ter zake van verzoeksters vader. Verzoekster beoogde in aanmerking te komen voor dat mentorschap. Zij vreest dat de wetenschap, die de raadsheer onder meer over verzoekster heeft vanwege de o.t.s. procedure en de daarin uitgebrachte uitvoerige rapporten over (de problemen van) [naam] en diens gezinssituatie, verbonden met de wetenschap vanuit de procedure inzake de bewindvoering en mentorschap van verzoeksters vader, een eerlijk beeld van verzoekster
de weg staat en daarom haar belangen kan schaden. Nu mr. Van Haeringen, ter zitting op 3 september het verzoek om zich te verschonen heeft afgewezen heeft verzoekster het onderhavige wrakingsverzoek doorgezet.
11. De wrakingskamer is van oordeel dat de samenloop van de twee familierechtelijke, gevoelige procedures, de een met betrekking tot de bewindvoering van de vader van verzoekster, de ander met betrekking tot de o.t.s. van haar zoon, een objectieve rechtvaardiging vormen voor haar (subjectieve) vrees dat de betrokken raadsheer een vooringenomenheid zou koesteren.
12. Hoewel de wrakingskamer op zichzelf van enige vooringenomenheid geenszins feitelijk is gebleken, leidt deze vaststelling tot toewijsbaarheid van het wrakingsverzoek.

Beslissing

Het hof:
  • wijst het verzoek zoals dat ter zitting is beperkt tot wraking van mr. Van Haeringen toe;
  • bepaalt dat een afschrift van deze beslissing wordt toegezonden aan (de advocaat van) verzoekster, alsmede aan genoemde raadsheren.
Deze beslissing is gegeven op 6 oktober 2015 door mrs. Van Dissel, Van Leijenhorst en Van de Poll, in aanwezigheid van de griffier.