In deze zaak gaat het om de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap na een echtscheiding tussen de man en de vrouw. De man heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 8 april 2014 aangevochten, waarin werd bepaald dat hij aan de vrouw een bedrag van € 86.500,- moest betalen en dat de Audi A4 aan hem werd toegedeeld. De vrouw heeft het beroep bestreden en verzocht om de beschikking te handhaven.
Het hof heeft vastgesteld dat de echtscheiding tussen partijen is uitgesproken en dat de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap aan de orde is. De man heeft een schade-uitkering ontvangen na een bedrijfsongeval, waarvan de vrouw stelt dat deze in de gemeenschap valt. Het hof heeft geoordeeld dat de schade-uitkering van € 52.000,- en de einduitkering van € 121.000,- niet in de gemeenschap vallen, omdat deze aan de man zijn verknocht. De man heeft onvoldoende bewijs geleverd dat de uitkeringen nog in de gemeenschap aanwezig zijn.
Daarnaast heeft het hof overwogen dat er geen sprake is van benadeling van de gemeenschap door de man, ondanks dat hij een deel van de schade-uitkering heeft vergokt. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de verzoeken van de vrouw afgewezen, met compensatie van de proceskosten in hoger beroep. De beslissing is gegeven op 25 maart 2015.