ECLI:NL:GHDHA:2015:2898

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
13 oktober 2015
Publicatiedatum
16 oktober 2015
Zaaknummer
200.169.848/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
  • M. Labohm
  • A. Sutorius-van Hees
  • J. Warnaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep omgangsregeling en dwangsom bij niet-nakoming mediation

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door de man tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam. De man vordert dat de vrouw, de moeder van hun minderjarige dochter, wordt veroordeeld tot het naleven van een eerder overeengekomen omgangsregeling. De man stelt dat de vrouw niet meewerkt aan de mediation en dat haar houding leidt tot de noodzaak van het opleggen van een dwangsom. Het hof overweegt dat het recht op omgang met de ouders en de verplichting tot omgang met het kind van groot belang zijn. De rechter heeft de verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat deze rechten worden nageleefd. Het hof oordeelt dat de vrouw onvoldoende medewerking heeft verleend aan de mediation en dat haar gedrag verwijtbaar is. Het hof vernietigt het eerdere vonnis en legt een dwangsom op aan de vrouw voor het geval zij in gebreke blijft de omgangsregeling na te komen. De omgangsregeling wordt vastgesteld en de vrouw wordt veroordeeld tot het naleven hiervan, met een dwangsom van € 250,- per dag tot een maximum van € 10.000,-. Het hof benadrukt het belang van een goede omgangsregeling voor het welzijn van het kind.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.169.848/01
Zaak- rolnummer rechtbank : C/10/471294/ KG ZA 15-240

arrest van 13 oktober 2015

inzake
[de vader] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. A.C. van `t Hek te Bleiswijk,
tegen
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr.drs. H.J. Ruysendaal te Rotterdam.

Het geding

Bij exploot van 6 mei 2015 is de man in hoger beroep gekomen tegen het vonnis van 15 april 2015 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam tussen de partijen gewezen.
Voor de loop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar hetgeen de voorzieningenrechter daaromtrent in het bestreden vonnis heeft vermeld.
In de appeldagvaarding heeft de man zijn grieven geformuleerd.
Bij memorie van antwoord heeft de vrouw de grieven bestreden.

Beoordeling van het hoger beroep

Algemeen

1. Voor zover tegen de feiten geen grief is gericht, gaat het hof uit van de feiten zoals deze in het bestreden vonnis zijn vastgesteld.
2. Door de man wordt gevorderd: Het uw hof moge behage om bij arrest het bestreden vonnis in kort geding te vernietigen en opnieuw rechtdoende, uitvoerbaar bij voorraad, de in eerste aanleg afgewezen verzoeken van de man alsnog toe te wijzen, namelijk:
  • de vrouw te veroordelen tot het verlenen van haar medewering aan de eerder, bij beschikking bepaalde en overeengekomen omgangsregeling ten behoeve van partijen hun minderjarige dochter, dit alles op straffe van een aan de vrouw te verbeuren dwangsom, welke is verschuldigd vanaf ieder moment nadat betekening van het arrest in deze zaak heeft plaatsgevonden, voor iedere hele dag, namelijk 24 uur, dat de vrouw in gebreke blijft de door de rechter te bepalen omgangsregeling na te komen, van € 250,- per hele dag tot een maximum van € 10.000,-;
  • de vrouw te veroordelen tot het verlenen van haar medewerking aan een nader door uw gerechtshof, in goede justitie te bepalen omgangsregeling ten behoeve van de minderjarige dochter van partijen, dit alles op straffe van een aan de vrouw te verbeuren dwangsom, welke is verschuldigd vanaf ieder moment nadat betekening van het arrest in deze zaak heeft plaatsgevonden, voor iedere hele dag, namelijk 24 uur, dat de vrouw in gebreke blijft de door de rechter te bepalen omgangsregeling na te komen, van € 250,- per hele dag tot een maximum van € 10.000,-.

Kern van het geschil

3. In geschil is de omgang tussen de man en de minderjarige [naam] , geboren op [datum] . In de visie van de man is de vrouw, anders dan in het bestreden vonnis van de voorzieningenrechter van voormelde datum is bepaald, gehouden medewerking te verlenen aan de ter zitting van 2 februari 2015 overeengekomen omgangsregeling, die is vastgelegd in de beschikking van 16 februari 2015 van de rechtbank Rotterdam. .

Recht op omgang

4. Het hof overweegt als volgt. Het kind heeft het recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. De niet met het gezag belaste ouder heeft het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind. De wetgever heeft hiermee tot uitdrukking willen brengen dat afspraken tussen ouders over omgang en een door de rechter vastgestelde omgangsregeling moeten worden nagekomen door beide ouders, derhalve ook door de niet met het gezag belaste ouder.
5. Op de rechter rust een zware inspanningsverplichting om het wederzijdse recht op omgang tussen de ouder en het kind daadwerkelijk tot stand te laten komen. Omgang is een verplichting van beide ouders richting hun kinderen. De sleutel van de problematiek rond omgangsrecht ligt in beginsel bij de ouders zelf. Om partijen te dwingen hun afspraken na te komen met betrekking tot de omgang kan en moet de rechter soms een dwangsom opleggen. Voorts kan de rechter partijen verwijzen naar mediation Het hof verwijst in deze naar rechtsoverweging 2.1.2 van voormelde beschikking van 16 februari 2015 van de rechtbank Rotterdam.

Grieven

6. De grieven lenen zich voor een gemeenschappelijke bespreking. Uit de toelichting van de man op zijn grieven volgt dat hij van mening is dat er geen gronden zijn waarom hij geen nakoming kan vorderen van de overeengekomen omgangsregeling. De man geeft aan dat er geen zwaarwegende omstandigheden zijn op grond waarvan omgang kan worden ontzegd. Het feit dat de dochter van partijen rode vlekken krijgt kan door van alles komen. De man is van mening dat aan de nakoming van de omgangsregeling een dwangsom moet worden verbonden aangezien de vrouw niet op een vrijwillige basis uitvoering zal geven aan de omgangsregeling.
7. Het verweer van de vrouw tegen de nakoming van de omgangsregeling acht het hof onvoldoende onderbouwd. De stelling van de vrouw dat het in strijd is met de belangen van het kind indien uitvoering wordt gegeven aan de overeengekomen omgangsregeling, is in het geheel niet met objectieve gegevens onderbouwd. Er dient niet alleen rekening te worden gehouden met het zwaarwichtig belang van het kind maar eveneens met de belangen van de man. Voor de identiteit van het kind is het van belang dat zij een band met haar vader opbouwt tenzij er zwaarwichtige redenen zijn die zich daartegen verzetten. Van de vrouw kan worden verlangd dat zij haar volledige medewerking verleend aan het tot stand komen van een goed lopende omgangsregeling.
8. Het hof vindt de handelwijze van de vrouw verwijtbaar nu zij geen medewerking heeft verleend aan een mediation. De sleutel van het conflict ligt mede in haar handen, door samen met de man naar een verbetering te zoeken van de onderlinge verstandhouding. De praktijk wijst uit dat als de ouders hun verantwoordelijkheid nemen en hun conflict bijleggen, kinderen met beide ouders contact willen hebben. Het feit dat de relatie tussen de ouders is verbroken, rechtvaardigt niet dat daardoor de relatie tussen het kind en de man mag worden verbroken. Gezien de houding van de vrouw acht het hof termen aanwezig om een dwangsom op te leggen. Voorts acht het hof in het belang van alle betrokkenen en met name van het kind, dat partijen zich zullen wenden tot een mediator die tevens psycholoog is, zoals door de vrouw eerder toegezegd.

Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter van 15 april 2015 van de rechtbank Rotterdam en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt de vrouw om vanaf de datum van dit arrest uitvoering te geven aan de navolgende omgangsregeling:
- gedurende de eerste twee weken, eenmaal per week een uur bij Mac Donald`s in aanwezigheid van de vrouw;
- gedurende de weken 3 en 4, eenmaal per week twee uur bij de man thuis in aanwezigheid van de vrouw;
- na de 4e week, eenmaal per week drie uur bij de man thuis in aanwezigheid van de grootmoeder vaderszijde;
dit alles op straffe van een dwangsom te verbeuren door de vrouw, welke is verschuldigd vanaf ieder moment nadat betekening van het arrest in deze zaak heeft plaatsgevonden, voor iedere hele dag, namelijk 24 uur, dat de vrouw in gebreke blijft deze omgangsregeling na te komen, van € 250,- per hele dag tot een maximum van € 10.000,-;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;Dit arrest is gewezen door mrs. Labohm, Sutorius-van Hees en Warnaar en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 oktober 2015 in aanwezigheid van de griffier.