Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
[verdachte],
of omstreeks19 juni 2013 te Den Haag ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon [benadeelde partij] van het leven te beroven, opzettelijk met een mes
, althans een scherpé
en/of puntig voorwerp meermalen, althans één maalheeft gestoken in de borst
, althans het lichaam,van de zich in zijn, verdachte's, nabijheid bevindende [benadeelde partij], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Poging tot doodslag.
179,90
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
1 (één) jaar, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij]
€ 5.560,85 (vijfduizend vijfhonderdzestig euro en vijfentachtig cent) bestaande uit € 560,85 (vijfhonderdzestig euro en vijfentachtig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
€ 5.560,85 (vijfduizend vijfhonderdzestig euro en vijfentachtig cent) bestaande uit € 560,85 (vijfhonderdzestig euro en vijfentachtig cent) materiële schade en € 5.000,00 (vijfduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
62 (tweeënzestig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.