ECLI:NL:GHDHA:2015:2967

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
15 september 2015
Publicatiedatum
27 oktober 2015
Zaaknummer
22-003367-14
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben en gebruiken van een vuurwapen in het uitgaansleven

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 15 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in Joegoslavië in 1988, was eerder vrijgesproken van bedreiging, maar werd wel veroordeeld voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. Het hof oordeelde dat de verdachte in de nacht van 14 op 15 december 2013 in Rotterdam een vuurwapen en munitie voorhanden had en dit vuurwapen daadwerkelijk had gebruikt. De verdachte had in het uitgaansleven op de openbare weg met het vuurwapen geschoten, wat leidde tot gevoelens van onveiligheid onder de omstanders. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en legde een gevangenisstraf op van 240 dagen, alsook een taakstraf van 60 uren, die kan worden omgezet in hechtenis indien niet naar behoren verricht. Het hof overwoog dat het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie onder deze omstandigheden strenge bestraffing verdient, vooral gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. De verdachte werd vrijgesproken van de bedreiging, omdat niet bewezen kon worden dat hij opzettelijk iemand had bedreigd met het vuurwapen. De uitspraak benadrukt de ernst van het voorhanden hebben van vuurwapens in het openbaar en de gevolgen daarvan voor de veiligheid in de samenleving.

Uitspraak

PROMIS

Rolnummer: 22-003367-14
Parketnummer: 10-700583-13
Datum uitspraak: 15 september 2015
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 24 juli 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Joegoslavië) op [geboortejaar] 1988,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 1 september 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 49 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1.hij, op of omstreeks 15 december 2013 te Rotterdam, [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,

immers heeft verdachte (meermalen) opzettelijk dreigend op de openbare weg, te weten de Zuidhoek, een vuurwapen getoond en/of met dit vuurwapen in zijn hand richting café [x] gelopen waar die [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] en/of die onbekend gebleven personen aanwezig waren en/of met dit vuurwapen één of meer kogel(s) afgevuurd in de nabijheid van die [benadeelde partij 1] en/of die [benadeelde partij 2] en/of die onbekend gebleven perso(o)n(en);

2.hij, op of omstreeks 15 december 2013 te Rotterdam, een vuurwapen van categorie II of III en/of bijbehorende munitie van het kaliber 9 x 19 mm Luger, voorhanden heeft gehad.

Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daartoe als volgt.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is het niet mogelijk met voldoende precisie vast te stellen wat zich in de nacht van 14 op 15 december 2013 in Rotterdam op de Zuidhoek heeft afgespeeld. Slechts de hierna genoemde feiten en omstandigheden zijn door het hof als vaststaand aangenomen.
In de nacht van 14 op 15 december 2013 is een feest gaande in de kroeg ‘[x]’, waar op enig moment ruzie ontstaat tussen de verdachte en [benadeelde partij 3]. De verdachte is naar aanleiding van deze ruzie naar buiten gegaan. Daar heeft hij op de openbare weg dreigende taal geuit en vervolgens meerdere malen met een vuurwapen in de lucht geschoten.
Niet is gebleken dat iemand in het bijzonder woordelijk is bedreigd en ook is niet gebleken dat het wapen op iemand is gericht. Evenmin is komen vast te staan dat er op het moment van schieten iemand in de directe nabijheid van de verdachte aanwezig was.
Net als de rechtbank acht het hof niet bewezen dat er sprake was van een bedreiging gericht was tegen [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2]. Het handelen van de verdachte is door hen ook niet als bedreigend ervaren voor hen zelf. Dat er sprake was van een gerichte bedreiging tegen een ander dan [benadeelde partij 1] of [benadeelde partij 2] is evenmin gebleken.
Het meermalen in de lucht schieten met een vuurwapen is naar het oordeel van het hof op zichzelf onder de genoemde omstandigheden niet te kwalificeren als een bedreiging in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. Zulk handelen is ontoelaatbaar – niet voor niets is het enkele voorhanden hebben van een vuurwapen al verboden. Wordt zo’n vuurwapen dan in het openbaar zichtbaar gedragen en wordt ermee geschoten, dan is dat des te ernstiger en gaat daarvan een algemene dreiging uit. Voor de bewezenverklaring van de ten laste gelegde bedreigingen is die dreiging echter onvoldoende specifiek. Niet is gebleken dat de verdachte het opzet had om (een) bepaalde pers(o)n(en) te bedreigen.
Bewijs feit 2
Uit het hierboven omschrevene volgt dat het hof bewezen acht dat de verdachte op de ten laste gelegde plaats en datum, in de nachtelijke uren in het uitgaanscircuit, een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

2.hij, op of omstreeks15 december 2013 te Rotterdam, een vuurwapen van categorie II ofIII en/ofbijbehorende munitie van het kaliber 9 x 19 mm Luger, voorhanden heeft gehad.

Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, waarvan 49 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van de tijd die is doorgebracht in voorarrest. Daarnaast heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft in de nachtelijke uren in het uitgaansleven, op de openbare weg, een vuurwapen en munitie voorhanden gehad én het vuurwapen daadwerkelijk gebruikt. Het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie verdient strenge bestraffing. Het brengt onder burgers gevoelens van onveiligheid met zich mee, temeer omdat vuurwapens dikwijls worden gebruikt bij het plegen van andere strafbare feiten. Het hof acht het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie onder genoemde strafverhogende omstandigheid – te weten dat de verdachte ermee heeft geschoten op de openbare weg - zeer kwalijk en rekent dit de verdachte aan.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 augustus 2015, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder ter zake van artikel 13 van de Wet wapens en munitie. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
De door het hof in aanmerking genomen indicatiepunten voor de straftoemeting gaan uit van een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden in geval van het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie op de openbare weg.
Het hof ziet in het onderhavige feitencomplex en gelet op de documentatie van de verdachte aanleiding na te melden, hogere straf op te leggen.
Het hof heeft hetgeen de raadsvrouw heeft aangedragen ten aanzien van de onwenselijkheid van een eventueel op te leggen taakstraf in overweging genomen, maar acht naast de (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf niettemin tevens een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
109 (honderdnegen) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tevens tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. G.P.A. Aler, mr. C.G.M. van Rijnberk en mr. H.C. Wiersinga, in bijzijn van de griffier mr. M. Simpelaar.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 15 september 2015.