ECLI:NL:GHDHA:2015:2970

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
14 september 2015
Publicatiedatum
27 oktober 2015
Zaaknummer
22-005728-11
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift tegen tenuitvoerlegging vervangende hechtenis wegens detentie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 14 september 2015 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift dat was ingediend door de veroordeelde tegen de kennisgeving van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis. De veroordeelde was onherroepelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar en verbleef ten tijde van de uitspraak in detentie. De veroordeelde had een taakstraf van 80 uren opgelegd gekregen, die vervangen kon worden door hechtenis van 40 dagen indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. De advocaat-generaal had op 11 februari 2015 de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis bevolen, rekening houdend met voorarrest, voor een periode van 37 dagen.

Het hof heeft het bezwaarschrift behandeld op de openbare terechtzitting van 31 augustus 2015, waar de veroordeelde, zijn raadsman en de advocaat-generaal aanwezig waren. De advocaat-generaal concludeerde tot ongegrondverklaring van het bezwaarschrift. Echter, het hof oordeelde dat de veroordeelde de taakstraf niet had kunnen uitvoeren omdat hij in detentie verbleef. De termijn voor het verrichten van de taakstraf begint pas te lopen na beëindiging van de detentie, zoals bepaald in artikel 22c, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

Het hof concludeerde dat het bezwaarschrift gegrond was en verklaarde dit. De beslissing werd genomen op basis van de omstandigheden van de zaak, waarbij het hof de interne richtlijn van het Openbaar Ministerie niet kon laten prevaleren boven de wettelijke regeling. Het arrest werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is op 14 september 2015 openbaar gemaakt.

Uitspraak

Rolnummer 22-005728-11
Datum uitspraak 14 september 2015

GERECHTSHOF DEN HAAG

meervoudige kamer voor strafzaken

ARREST

gewezen op het bezwaarschrift op grond van artikel 22g, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht tegen de kennisgeving van het bevel van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis, ingediend namens de veroordeelde, genaamd:

[verdachte],

geboren op [geboortejaar] 1975 te Rotterdam,
[adres],
thans verblijvende in de PI Rotterdam - PIA – te Rotterdam.
Procesgang
De veroordeelde is bij onherroepelijk arrest van dit gerechtshof van 30 juni 2014 met bovengemeld rolnummer veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, te vervangen door hechtenis voor de tijd van 40 dagen voor het geval die taakstraf niet naar behoren wordt verricht.
De advocaat-generaal heeft op 11 februari 2015 de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis, rekening houdend met voorarrest, voor de duur van 37 dagen bevolen. Het Openbaar Ministerie heeft de veroordeelde hiervan kennis gegeven.
Namens de veroordeelde is door mr. F. Ben-Saddek, advocaat te Rotterdam, een bezwaarschrift ingediend tegen deze kennisgeving. Dit bezwaarschrift is tijdig ter griffie ontvangen.
Het hof heeft dit bezwaarschrift behandeld op de openbare terechtzitting van 31 augustus 2015. Daar zijn gehoord de veroordeelde, zijn raadsman en de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het bezwaarschrift.
Beoordeling van het bezwaarschrift
Blijkens het afloopbericht d.d. 27 januari 2015 van de Stichting Reclassering Nederland heeft de veroordeelde de voormelde taakstraf in het geheel niet verricht.
Vast is komen te staan, dat de veroordeelde ten tijde van het wijzen van arrest door dit gerechtshof op 30 juni 2014 in detentie verbleef. Dit, op grond van een in een andere strafzaak bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 6 maart 2013 uitgesproken onherroepelijke veroordeling tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren. Dit betekent dat de veroordeelde sinds het wijzen van het genoemde arrest door dit gerechtshof op 30 juni 2014 voortdurend in detentie heeft verbleven en dat het redelijkerwijs niet aan hem kan worden verweten dat hij de taakstraf nog niet heeft verricht. De termijn van een jaar waarbinnen de verdachte de taakstraf dient te verrichten vangt bovendien eerst aan op het moment dat de detentie van de verdachte is beëindigd, gelet op het bepaalde in artikel 22c, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De - gelet op het standpunt van de advocaat-generaal kennelijk bestaande - interne, ongepubliceerde richtlijn van het Openbaar Ministerie, inhoudende dat nog uit te voeren taakstraffen door de reclassering moeten worden geretourneerd indien sprake is van een resterende detentieperiode van meer dan tien maanden, kan de hiervoor genoemde wettelijke regeling niet ecarteren.
Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat het bezwaarschrift gegrond dient te worden verklaard.
Beslissing
Hef hof:
Verklaart het bezwaarschrift gegrond.
Dit arrest is gewezen door mr. M.P.J.G. Göbbels,
mr. M.C.R. Derkx en mr. T.B. Trotman, in bijzijn van de griffier mr. J.C.A. Verhoef.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 14 september 2015.