ECLI:NL:GHDHA:2015:2976

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
15 september 2015
Publicatiedatum
27 oktober 2015
Zaaknummer
22-004318-11
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in cocaïne-invoeraffaire na hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 15 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1944, was beschuldigd van medeplichtigheid aan de invoer van cocaïne. De tenlastelegging omvatte twee hoofdpunten: de invoer van ongeveer 184 kilogram cocaïne in Nederland en het voorbereiden van de invoer van deze hoeveelheid. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, maar hij ging in hoger beroep tegen dit vonnis.

Tijdens de zittingen in hoger beroep op 1 september 2015 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een gevangenisstraf van 36 maanden eiste. Het hof heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. Het hof oordeelde dat de verdachte weliswaar hand- en spandiensten had verricht bij de invoer van de containers, maar dat er geen bewijs was dat hij op de hoogte was van de illegale lading of dat hij een wezenlijke bijdrage had geleverd aan de invoer van de cocaïne.

Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de rechtszekerheid en de waarheidsvinding, waarbij het hof benadrukte dat de rol van de verdachte niet voldeed aan de criteria voor medeplichtigheid. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

PROMIS

Rolnummer: 22-004318-11
Parketnummer: 10-750021-09
Datum uitspraak: 15 september 2015
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 9 september 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1944,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 1 september 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van de tijd die is doorgebracht in voorarrest. Voorts is het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1.hij in of omstreeks de periode van 25 januari 2009 tot en met 3 februari 2009 te Rotterdam en/of Heinenoord, in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (hieronder mede te verstaan invoer als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet), een hoeveelheid van ongeveer 184 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde (telkens) cocaïne een middel als bedoeld in de bij die wet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

2.hij in of omstreeks de periode van 10 december 2008 tot en met 3 februari 2009, te Rotterdam en/of Heinenoord en/of Den Haag en/of Capelle aan den IJssel en/of Paramaribo, althans in Nederland en/of Suriname, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van 184 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen, - een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of, - zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of - voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit hebbende verdachte en/of (een of meer van) zijn, verdachtes, mededader(s):

- de deklading welke ter maskering van de voornoemde hoeveelheid verdovende middelen (te weten scrap) (aan)gekocht en/of
- contact onderhouden met de leverancier van de deklading en/of
- ( een) aanbetaling(en) verricht aan de leverancier van de deklading en/of
- voornoemde hoeveelheid verdovende middelen in Suriname (laten) verpak(t)(ken) in (metalen) kisten en vervolgens in de deklading en deze deklading (laten) in(ge)laden in container (s) (met nummer [x]) met als eindbestemming Nederland en/of
- contact onderhouden met zijn mededader(s) en/of
- een of meer gesprek(ken) gevoerd over de wijze en/of tijdstip(pen) van het vervoer en/of het ontmantelen van (metalen) kisten(s) (waarin cocaïne was verborgen) en/of - inklaringskosten, betreffende de container(s), waarin de cocaïne (tussen de lading) was verborgen, aan CMA te (laten) betalen en/of
- vervoer van de container (s) (laten) regelen door CMA en/of
- een bedrijfsterrein en/of loods en/of pand (gelegen aan de [adres] te Heinenoord) geregeld en/of ter beschikking gesteld ten behoeve van de op en/of overslag van voornoemde hoeveelheid verdovende middelen en/of de bijbehorende deklading en/of
- ( de) container(s) (waarin cocaïne was verborgen) (persoonlijk) in ontvangst genomen in die loods of dat pand en/of
- de inhoud van de containers, de deklading, laten storten op het bedrijfsterrein aan [adres] en/of
- de metalen kisten met cocaïne tussen het scrap vandaan gehaald en/of
- de metalen kisten geopend.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vordering advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, met aftrek van de tijd die is doorgebracht in voorarrest.
Vrijspraak van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt daaromtrent als volgt.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep kan naar het oordeel van het hof worden afgeleid dat de verdachte bij de voorbereiding en de invoer van de containers (waarin door de douane cocaïne werd aangetroffen) hand- en spandiensten heeft verricht en in geval van een ongestoord verlopen invoer van de contrabande nog verdergaande diensten zou gaan verrichten. Er is ook aanleiding om te veronderstellen dat de verdachte op enig moment wist dat het ging om een illegale lading. Op basis van het dossier kan echter niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld op welk moment de verdachte op de hoogte is geraakt van het feit dat het (waarschijnlijk) om verdovende middelen ging. Daarbij komt dat de rol die de verdachte bij de hem ten laste gelegde feiten was toebedacht – het verrichten van hand- en spandiensten – niet een zodanige is dat van ‘medeplegen’ zou kunnen worden gesproken. Van een nauwe en bewuste samenwerking, waaraan de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd, is immers niet gebleken.
De verdachte dient derhalve van beide feiten te worden vrijgesproken.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. G.P.A. Aler, mr. C.G.M. van Rijnberk en mr. H.C. Wiersinga, in bijzijn van de griffier mr. M. Simpelaar.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 15 september 2015.