ECLI:NL:GHDHA:2015:2976
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- G.P.A. Aler
- C.G.M. van Rijnberk
- H.C. Wiersinga
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in cocaïne-invoeraffaire na hoger beroep
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 15 september 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1944, was beschuldigd van medeplichtigheid aan de invoer van cocaïne. De tenlastelegging omvatte twee hoofdpunten: de invoer van ongeveer 184 kilogram cocaïne in Nederland en het voorbereiden van de invoer van deze hoeveelheid. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 48 maanden, maar hij ging in hoger beroep tegen dit vonnis.
Tijdens de zittingen in hoger beroep op 1 september 2015 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een gevangenisstraf van 36 maanden eiste. Het hof heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de tenlastegelegde feiten. Het hof oordeelde dat de verdachte weliswaar hand- en spandiensten had verricht bij de invoer van de containers, maar dat er geen bewijs was dat hij op de hoogte was van de illegale lading of dat hij een wezenlijke bijdrage had geleverd aan de invoer van de cocaïne.
Daarom heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de hem ten laste gelegde feiten. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de rechtszekerheid en de waarheidsvinding, waarbij het hof benadrukte dat de rol van de verdachte niet voldeed aan de criteria voor medeplichtigheid. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.