In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 28 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de kinderalimentatie voor de minderjarige kinderen van de man en de vrouw. De zaak betreft een verzoek van de vrouw om de kinderalimentatie te verhogen, waarbij het hof eerder op 3 juni 2015 een tussenbeschikking heeft gegeven. In de eindbeschikking heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd en opnieuw beslist over de kinderalimentatie. De man is veroordeeld tot betaling van kinderalimentatie voor de minderjarige [naam 2] met ingang van 1 januari 2015 op € 157,- per maand. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met het netto besteedbaar inkomen van de vrouw, dat is verhoogd met het kindgebonden budget, en de draagkracht van beide ouders. Tevens heeft het hof prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad over de wijze van rekening houden met het kindgebonden budget bij de bepaling van de onderhoudsbijdrage. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het hof heeft de griffier verzocht om afschriften van de beschikking naar de Hoge Raad te zenden.