ECLI:NL:GHDHA:2015:314

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 februari 2015
Publicatiedatum
19 februari 2015
Zaaknummer
22-005275-14
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in hoger beroep wegens onvoldoende bewijs van diefstal met wederrechtelijk toe-eigening

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 19 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1986 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was beschuldigd van diefstal met wederrechtelijke toe-eigening. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op of omstreeks 30 mei 2012 te Nieuwerkerk ad IJssel, samen met anderen, een auto wilde stelen, maar dat de uitvoering van dit voorgenomen misdrijf niet was voltooid. De advocaat-generaal had gevorderd dat het eerdere vonnis zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur, subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis. Echter, in hoger beroep werd de verdachte niet-ontvankelijk verklaard, maar de Hoge Raad vernietigde dit arrest en verwees de zaak terug naar het hof.

Tijdens de zitting heeft de verdachte volgehouden dat hij geen weet had van de voorgenomen diefstal en niet in de garage was geweest waar de auto en de goederen zich bevonden. Het hof oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening had. Zelfs als de verklaring van de verdachte als leugenachtig zou worden beschouwd, was er geen bewijs dat hij daadwerkelijk het oogmerk had om te stelen. Het hof heeft daarom geoordeeld dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde had begaan.

De beslissing van het hof was dan ook om het vonnis waarvan beroep te vernietigen en de verdachte vrij te spreken van alle ten laste gelegde feiten. Dit arrest is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier op de openbare terechtzitting van 19 februari 2015.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005275-14
Parketnummer: 09-118894-12
Datum uitspraak: 19 februari 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 27 juni 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] op [dag] 1986,
thans zonder vaste woon of verblijfplaats hier te lande.
Verblijfsadres zoals ter terechtzitting opgegeven:
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en - na terugwijzing van de zaak door de Hoge Raad der Nederlanden - het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 5 februari 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uur subsidiair 30 dagen vervangende hechtenis.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uur subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
In hoger beroep is de verdachte door dit hof bij arrest van 27 september 2013 niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep.
De verdachte heeft tegen dit arrest beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft hierop bij arrest van 18 november 2014 het bestreden arrest van 27 september 2013 vernietigd en de zaak teruggewezen naar het gerechtshof Den Haag opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 30 mei 2012 te Nieuwerkerk ad IJssel, gemeente Zuidplas ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een auto -Volkswagen Golf-, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), een of meer ra(a)m(en) van die auto heeft geopend, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 30 mei 2012 te Nieuwerkerk ad IJssel, gemeente Zuidplas ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanuit een geparkeerd staande auto -Volkswagen Golf- weg te nemen geld en/of goederen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), een of meer ra(a)m(en) van die auto heeft geopend, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Het hof overweegt als volgt.
Voor een bewezenverklaring zou in voldoende mate vast moeten komen staan dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van voornoemde auto c.q. voornoemd(e) geld of goederen had. Daarvoor is naar het oordeel van het hof onvoldoende bewijs.
Ter terechtzitting is verdachte gebleven bij zijn verklaring zoals hij die bij de politie heeft afgelegd, te weten dat hij van die voorgenomen diefstal geen weet heeft gehad en ook niet mee naar binnen is gegaan in de garage waar die auto c.q. daarin aanwezig(e) geld en goederen zich bevond(en). Bewijs of duidelijke aanwijzingen van het tegendeel zijn het hof niet gebleken.
Zelfs al zou de verklaring van de verdachte dat hij niet in de garage is geweest, aangemerkt kunnen worden als een kennelijk leugenachtige verklaring, bedoeld om enige waarheid te bemantelen, dan volgt daaruit naar het oordeel van het hof nog niet dat de verdachte heeft gelogen om te verhullen dat hij het bedoelde oogmerk heeft gehad.
Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. M.J. de Haan-Boerdijk, mr. R.M. Bouritius en mr. TH.P.L. Bot, in bijzijn van de griffier mr. E. van Doren.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 19 februari 2015.