ECLI:NL:GHDHA:2015:3140

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
11 november 2015
Publicatiedatum
11 november 2015
Zaaknummer
22-003119-14
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 11 november 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden. De tenlastelegging betrof het feit dat de verdachte op 4 februari 2013 in Hellevoetsluis meermalen, door geweld en/of andere feitelijke handelingen, de aangeefster had gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en geconcludeerd dat de door de aangeefster omschreven handelingen weliswaar tegen haar wil en zonder haar instemming hebben plaatsgevonden, maar dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte zich willens en wetens op de tenlastegelegde wijze heeft gedragen. Het hof oordeelde dat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans had aanvaard dat hij zijn handelingen tegen de wil van de aangeefster pleegde. Hierdoor kon het tenlastegelegde niet bewezen worden, wat leidde tot de vrijspraak van de verdachte. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003119-14
Parketnummer: 10-710044-13
Datum uitspraak: 11 november 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 8 juli 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
28 oktober 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, behoudens ten aanzien van de opgelegde straf, en dat de verdachte, aldus opnieuw rechtdoende, zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
3 maanden met een proeftijd van 2 jaren, met oplegging van reclasseringscontact en behandeling bij De Waag als bijzondere voorwaarden.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest, in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij,
op of omstreeks 04 februari 2013 te Hellevoetsluis, meermalen, althans eenmaal,
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [aangeefster], heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en),
namelijk het (meermalen):
- betasten van en/of wrijven over de (ontblote) borsten van die [aangeefster] en/of
- zoenen van en/of likken aan de ontblote borsten en/of tepels van die [aangeefster] en/of
- tonen van zijn, verdachtes, ontblote penis aan die [aangeefster],
het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het:
- zich, als verkoper van energiecontracten, in de woning van die [aangeefster] bevinden en/of (vervolgens) die [aangeefster] de woorden toevoegen dat zij er lekker en/of mooi uitziet, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- vastpakken en/of omhoog doen van het shirt en/of de BH van die [aangeefster] en/of (vervolgens) betasten van en/of wrijven over de blote borsten van die [aangeefster] en/of zoenen van en/of likken aan de blote borsten en/of tepels van die [aangeefster] en/of
- die [aangeefster] de woorden toevoegen: "Wil je wat bij mij doen?" en/of "Mag ik wat bij jou doen?", althans woorden van gelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of
- die [aangeefster] in haar woning achterna lopen en/of
- op het bed van die [aangeefster] gaan zitten en/of
- open maken en/of naar beneden doen van zijn, verdachtes, broek en/of onderbroek/boxershort en/of (vervolgens) tonen van zijn, verdachtes, ontblote penis aan die [aangeefster] en/of
- tegen/dichtbij die [aangeefster] gaan staan en/of vastpakken van de heupen van die [aangeefster].
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Met betrekking tot de bewijsbeslissing overweegt het hof als volgt. Het hof neemt zonder meer aan dat de door aangeefster omschreven handelingen van verdachte tegen haar wil en zonder haar instemming hebben plaatsgevonden. Voor bewezenverklaring dat de verdachte – zoals hem is tenlastegelegd - aangeefster heeft gedwongen om deze handelingen te dulden, is dat echter niet voldoende en dient uit de bewijsmiddelen tevens te blijken dat voor de verdachte tenminste kenbaar was dat de door hem verrichte handelingen tegen de wil van aangeefster plaatsvonden. Dit laatste kan naar het oordeel van het hof op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet boven gerede twijfel worden vastgesteld. Derhalve kan het hof aan de bewijsmiddelen niet de overtuiging ontlenen dat de verdachte, ten aanzien van wie niet kan worden bewezen dat hij zich willens en wetens op de tenlastegelegde wijze heeft gedragen, welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij diens handelingen tegen de wil van de aangeefster pleegde.
Dit brengt mee dat het tenlastegelegde – hoezeer ook strijdig met de verwachtingen die men mag hebben ten aanzien van het gedrag van een colporteur - niet kan worden bewezen en dat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. W.P.C.M. Bruinsma,
mr. R.M. Bouritius en mr. H.A. Holthuis, in bijzijn van de griffier mr. J.C.A. Verhoef.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 11 november 2015.
Mr. R.M. Bouritius en mr. H.A. Holthuis zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.