ECLI:NL:GHDHA:2015:3193

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 september 2015
Publicatiedatum
13 november 2015
Zaaknummer
200.158.611
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
  • M. Labohm
  • A. Sutorius-van Hees
  • J. Warnaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding inzake omgangsregeling en dwangsom

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat betrekking heeft op de nakoming van een omgangsregeling tussen de vrouw en de man, die de ouders zijn van een minderjarig kind. De vrouw, appellante, heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam, waarin een dwangsom is opgelegd van € 100,- per keer met een maximum van € 10.000,- indien zij in gebreke blijft de omgangsregeling na te komen. De vrouw is van mening dat zij zich altijd aan de omgangsregeling heeft gehouden en dat de opgelegde dwangsom buitenproportioneel is.

Het hof overweegt dat het recht op omgang met ouders en andere belangrijke personen in het leven van een kind van groot belang is. De ouder die de feitelijke zorg heeft, moet zich inspannen om de andere ouder in staat te stellen een band met het kind op te bouwen. Het hof benadrukt dat de rechter een zware inspanningsverplichting heeft om het recht op omgang te waarborgen en dat het soms noodzakelijk is om een dwangsom op te leggen om naleving van de afspraken te waarborgen.

De vrouw heeft in haar memorie van grieven aangegeven dat de omgang inmiddels naar wens verloopt, maar het hof constateert dat de man aangeeft dat de omgang moeizaam is verlopen. Het hof heeft de e-mailcorrespondentie van een gezinsbehandelaar in overweging genomen, waaruit blijkt dat er problemen zijn geweest in de communicatie tussen de ouders. Het hof komt tot de conclusie dat de vrouw niet vrijwillig meewerkt aan een goede omgangsregeling en dat de opgelegde dwangsom terecht is.

Daarnaast oordeelt het hof dat de vrouw in de proceskosten moet worden veroordeeld, aangezien zij in het ongelijk is gesteld. Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter en legt de kosten van het hoger beroep op aan de vrouw, die in totaal € 1.202,- moet betalen aan de man.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.158.611
Zaak- rolnummer rechtbank : C/10/456163/KG ZA 14-730

arrest van 22 september 2015

inzake
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat: mr. I. Correljé te Vlaardingen,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna te noemen de man,
advocaat, mr. A. Maaskant, te Hellevoetsluis.

Het geding

Bij exploot van 20 oktober 2014 is de vrouw in hoger beroep gekomen van het vonnis van 29 september 2014 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam tussen de partijen gewezen.
Bij memorie van grieven d.d. 3 maart 2015 heeft de vrouw een grief geformuleerd.
Bij memorie van antwoord d.d. 14 april 2015 heeft de man de grief gemotiveerd weersproken.
De man heeft zijn procesdossier overgelegd en arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

Algemeen

1. Voor zover tegen de feiten geen grief is gericht, gaat het hof uit van de feiten zoals deze in het bestreden vonnis zijn vastgesteld.
2. Door de vrouw wordt het navolgende gevorderd:
  • Alsnog (gedeeltelijk) te vernietigen het vonnis van 29 september 2014 waarvan beroep, voor het deel waarin de rechter heeft uitgesproken dat er een dwangsom wordt opgelegd van € 100,- per keer met een maximum van € 10.000,- indien de vrouw in gebreke blijft de omgangsregeling na te komen;
  • Opnieuw rechtdoende aan geïntimeerde zijn vordering ter zake van de oplegging van een dwangsom te ontzeggen;
  • Met veroordeling van de man in appel (het hof begrijpt in de kosten van appel);
  • Een en ander uitvoerbaar bij voorraad.

Grondslag recht op omgang

3. Het hof overweegt als volgt. Het kind heeft recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. De ouder die de feitelijke zorg voor de minderjarige heeft, dient zich in te spannen om de ouder die niet de dagelijkse zorg heeft, in staat te stellen met zijn kinderen een band op te bouwen. Dit beginsel is in het belang van de kinderen alsmede van de betreffende ouder.
4. Op de rechter rust een zware inspanningsverplichting om het wederzijdse recht op omgang tussen de ouder en het kind daadwerkelijk tot stand te brengen. Omgang is een verplichting van beide ouders richting hun kinderen. De sleutel van de problematiek rond omgangsrecht ligt in beginsel bij de ouders zelf. Om partijen te dwingen om hun afspraken na te komen met betrekking tot de omgang kan en moet de rechter soms een dwangsom opleggen.

Dwangsom

5. De grief van de vrouw richt zich uitsluitend tegen de opgelegde dwangsom. De vrouw vindt het buitenproportioneel en voorbarig dat een dwangsom is opgelegd. De vrouw is van mening dat zij zich altijd netjes aan de omgangsregeling heeft gehouden. Het was de vrouw die de kinderen bracht en haalde. De kort geding rechter heeft bepaald dat er in gezamenlijk overleg een nieuwe omgangslocatie moest worden uitgezocht. Partijen zijn daartoe overgegaan en de omgang verloopt nu naar wens, aldus de vrouw in haar memorie van grieven.
6. Uit het verweer van de man volgt dat de omgang tussen hem en de kinderen tot nu toe moeizaam is verlopen. In de visie van de man zijn er gronden om een dwangsom op te leggen ter nakoming van de omgangsregeling. Door de man zijn een tweetal e-mail berichten in het geding gebracht. Deze e-mail berichten zijn van [naam] , gezinsbehandelaar. In haar e-mail van 30 oktober 2014 schrijft zij: ”Vanaf het moment dat moeder is verhuisd is er geen contact mogelijk geweest met haar. Ik heb geprobeerd via mail en telefonisch contact te krijgen om de bezoeken te bespreken en haar in de gelegenheid te stellen haar wensen wat betreft tijden duidelijk te maken. Ik heb echter geen contact met haar kunnen krijgen.”
7. Het hof overweegt als volgt. Iedere feitelijke rechter heeft de bevoegdheid een dwangsom op te leggen. De rechter heeft bij het opleggen van de dwangsom een discretionaire bevoegdheid. De rechter is vrij in het bepalen van zowel de hoogte als de frequentie van de te verbeuren dwangsommen. Op basis van de gewisselde stukken is het hof van oordeel dat de vrouw niet vrijwillig haar medewerking geeft aan een goed werkende omgangsregeling . Het hof verwijst in deze onder meer naar de e-mail berichten van [naam] . Ook de kinderen hebben er een zwaarwichtig belang bij dat de vrouw de omgangsregeling stipt nakomt en er voor hen geen onzekerheid is of zij al dan niet hun vader zullen zien. Het hof is dan ook van oordeel dat de voorzieningenrechter terecht een dwangsom heeft opgelegd met betrekking tot het nakomen door de vrouw van de omgangsregeling. Bovendien is ook de opgelegde dwangsom ter zake de hoogte van het bedrag passend.

Proceskosten

8. Het hof is van oordeel dat de vrouw in de proceskosten moet worden veroordeeld aangezien zij in het ongelijk is gesteld. Het is ook de verantwoordelijkheid van de vrouw om een behoorlijke uitvoering te geven aan een vonnis van de rechter met betrekking tot de omgang, temeer daar er geen contra-indicaties zijn waardoor de omgangsregeling tussen de man en de kinderen niet zou kunnen plaarsvinden.

Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter van 29 september 2014 van de rechtbank Rotterdam tussen de partijen gewezen;
veroordeelt de vrouw in de kosten van dit hoger beroep, aan de zijde van de man tot deze uitspraak begroot op € 1.202,- en als volgt gespecificeerd:
- griffierecht € 308,-
- salaris advocaat € 894,-.
Dit arrest is gewezen door mrs. Labohm, Sutorius-van Hees en Warnaar is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 september 2015 in aanwezigheid van de griffier.