ECLI:NL:GHDHA:2015:3196

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
10 november 2015
Publicatiedatum
13 november 2015
Zaaknummer
200.163.392/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over betaling schoolgeld voor minderjarige dochter

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding, aangespannen door de vrouw tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam. De vrouw vordert betaling van schoolgeld voor de internationale basisschool van haar jongste dochter, die bij haar woont. De voorzieningenrechter had eerder geoordeeld dat de bijdrage van de man in de schoolkosten al was inbegrepen in de kinderalimentatie die hij betaalt. De vrouw is het niet eens met deze beslissing en stelt dat de schoolkosten niet zijn meegenomen in de vaststelling van de kinderalimentatie. Het hof oordeelt dat het spoedeisend belang van de vrouw inmiddels ontbreekt, omdat er geen bewijs is dat de dochter van school zou worden gestuurd. Het hof wijst het beroep van de vrouw af en compenseert de proceskosten, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het hof benadrukt dat de vrouw een verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie had moeten indienen als zij meent dat de schoolkosten daar buiten vallen. Het arrest is uitgesproken op 10 november 2015.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.163.392/01
Zaak- /rolnummer rechtbank : C/10/463833/KG ZA 14-1099

arrest van 10 november 2015

inzake
[appellante] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. J.P. Vandervoodt te Rotterdam,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. H.A. Schipper te Den Haag.

Het geding

Bij exploot van 9 januari 2015 is de vrouw in hoger beroep gekomen van het vonnis in kort geding, gewezen door de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam op 12 december 2014 tussen de vrouw als eiseres in conventie en verweerster in reconventie en de man als gedaagde in conventie en eiser in reconventie. Dit vonnis hierna te vermelden als: het bestreden vonnis.
Voor de loop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar hetgeen de rechtbank daaromtrent in het bestreden vonnis heeft vermeld.
Bij memorie van grieven heeft de vrouw grieven aangevoerd.
De advocaat van de man heeft ter rolzitting van 12 mei 2015 het tegen de man verleende verstek gezuiverd.
Bij memorie van antwoord heeft de man de grieven bestreden.
Partijen hebben hun procesdossiers aan het hof overgelegd en arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

Algemeen

1. Voor zover tegen de feiten geen grief is gericht, gaat het hof uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten.
2. De vrouw vordert dat het het hof behage, bij arrest uitvoerbaar bij voorraad, te vernietigen het bestreden vonnis,
het hof begrijpt: voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, en, opnieuw rechtdoende de man alsnog te veroordelen tot betaling als in primo in conventie gevorderd, kosten rechtens.
3. De man concludeert dat het bestreden vonnis in stand kan blijven,
het hof begrijpt: voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, met veroordeling van appellante in de kosten van deze procedure.

Het geschil

4. Het gaat in dit hoger beroep om het volgende. De vrouw is het niet eens met de afwijzing door de voorzieningenrechter van haar vorderingen ter zake betaling van het schoolgeld van de jongste, minderjarige dochter van partijen. De jongste dochter heeft haar hoofdverblijfplaats bij de vrouw en bezocht ten tijde van de kortgedingprocedure in eerste aanleg een internationale basisschool. In eerste aanleg heeft de vrouw ter zake gevorderd:
bij vonnis in kort geding uitvoerbaar bij voorraad, voor zover de wet zulks toelaat:
  • de man te veroordelen tot betaling van de schoolkosten van € 4.910,- aan de vrouw te voldoen dan wel direct aan de school;
  • de reeds betaalde schoolkosten door de vrouw, te weten een bedrag van € 1.520,- aan de vrouw te voldoen;
  • de man te veroordelen in de kosten van de procedure.
5. Het hoger beroep van de vrouw richt zich met name tegen het oordeel van de voorzieningenrechter dat ervan moet worden uitgegaan dat de bijdrage van de man in de schoolkosten van de jongste dochter zijn begrepen in de door hem te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van die minderjarige (hierna ook: kinderalimentatie) en dat er niet ook nog een afzonderlijke betalingsverplichting van de man jegens de vrouw bestaat ter zake de schoolkosten. Volgens de vrouw is bij de vaststelling van de kinderalimentatie met die bijzondere schoolkosten helemaal geen rekening gehouden.
6. De man heeft gemotiveerd verweer gevoerd en daarbij onder meer betoogd dat het spoedeisend belang bij het onderhavige hoger beroep ontbreekt.

Spoedeisend belang?

7. Wanneer de vraag moet worden beantwoord of een in kort geding verlangde voorziening in hoger beroep voor toewijzing of handhaving in aanmerking komt, dient mede te worden beoordeeld, zo nodig ambtshalve, of oorspronkelijk eiser ten tijde van het uitspreken van het arrest van het hof daarbij (nog) belang heeft, en voorts of dat belang nog voldoende spoedeisend is. Deze afweging dient te geschieden aan de hand van de stand van zaken op het moment van het oordeel in hoger beroep.
8. Het hof overweegt als volgt. Het spoedeisend belang van de vrouw was in eerste aanleg volgens haar daarin gelegen dat zij op 14 oktober 2014 een nota van de school heeft ontvangen waarin de school duidelijk aangaf dat wanneer de schoolkosten nu niet worden voldaan, de jongste dochter van school af moet. Het is niet in het belang van de jongste dochter als zij van school wordt gestuurd (dagvaarding kort geding, randnummer 5). Uit de stukken maakt het hof op dat de voormelde schoolkosten zien op de schooljaren 2013 - 2014 en 2014 - 2015.
9. Gesteld noch gebleken is dat het gevaar dat de jongste dochter van school zou worden gestuurd, zich daadwerkelijk heeft verwezenlijkt. In haar memorie van grieven, genomen op 12 mei 2015, dus bijna zeven maanden na de nota (e-mail) van de school van 14 oktober 2014, wordt door de vrouw niet gerept over verwijdering van de jongste dochter van de internationale basisschool. Het hof acht het aannemelijk dat de jongste dochter thans, zoals de man stelt, middelbaar onderwijs volgt, nu zij gedurende het schooljaar 2014 - 2015 groep 8 van de internationale school bezocht, zoals uit de stukken blijkt. Gelet op het vorenstaande is naar het oordeel van het hof ten tijde van dit hoger beroep het spoedeisend belang aan de vorderingen van de vrouw komen te ontvallen. In de proceskostenveroordeling in eerste aanleg kan evenmin een (spoedeisend) belang worden gevonden, nu deze proceskosten zijn gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt en de vrouw daartegen niet heeft gegriefd.
10. De man heeft bij zijn memorie van antwoord een nog niet eerder overgelegde productie overgelegd (productie 3). De vrouw is niet in de gelegenheid gesteld daarop te reageren, zodat het hof op deze productie geen acht zal slaan. Gelet op de uitkomst van dit hoger beroep wordt de man daardoor niet in zijn belangen geschaad.
11. Het hof tekent nog aan dat indien de vrouw de mening is toegedaan dat de schoolkosten van de jongste dochter buiten de vastgestelde kinderalimentatie vallen, zij een verzoek tot wijziging van die alimentatie had moeten indienen. De kortgedingprocedure is daarvoor niet geëigend.
12. Dit alles leidt tot de conclusie dat het beroep van de vrouw moet worden verworpen wegens het ontbreken van een spoedeisend belang.

Proceskosten

13. Nu sprake is van een familierechtelijk geschil, zal het hof, evenals de rechtbank, de proceskosten tussen partijen compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De vordering van de man om de vrouw te veroordelen in de kosten van deze procedure wordt afgewezen.

Algemeen bewijsaanbod

14. De man heeft een algemeen bewijsaanbod gedaan. Het hof gaat hieraan voorbij, alleen al omdat voor bewijsvoering in deze kortgedingprocedure geen plaats is.
15. Mitsdien wordt als volgt beslist.

Beslissing

Het hof
verwerpt het beroep van de vrouw;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het in hoger beroep meer of anders verzochte.
Dit arrest is gewezen door mrs. C. van Nievelt, L.F.A. Husson en I. Obbink-Reijngoud en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 november 2015, in aanwezigheid van de griffier.