In deze zaak staat centraal of de Inspecteur van de Belastingdienst gebruik mag maken van informatie die is verkregen via ANPR-camera's. De belanghebbende, [X] te [Z], heeft in hoger beroep beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, die op 4 maart 2014 uitspraak deed in een vergelijkbare zaak. De rechtbank had de naheffingsaanslagen in de loonheffingen voor de jaren 2010, 2011 en 2012 bevestigd, maar de boetebeschikkingen vernietigd. De belanghebbende betwistte de rechtmatigheid van de signaleringen die door de ANPR-camera's waren gemaakt en stelde dat er geen wettelijke basis was voor het maken van deze foto's.
De mondelinge behandeling vond plaats op 12 juni 2015 en werd hervat op 2 oktober 2015. Tijdens de zittingen werd duidelijk dat de Belastingdienst de gegevens van de ANPR-camera's gebruikt voor fiscale controledoeleinden, zonder tussenkomst van de politie. De rechtbank had overwogen dat de belanghebbende de bewijslast droeg om aan te tonen dat hij de auto in de betreffende jaren voor niet meer dan 500 kilometer privé had gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de overgelegde rittenregistraties niet voldeden aan de wettelijke eisen.
Het Hof oordeelde dat het gebruik van de ANPR-gegevens door de Belastingdienst binnen de wettelijke taak van de Belastingdienst valt en dat de privacy-inbreuk die dit met zich meebrengt, gerechtvaardigd is. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. De kosten van de procedure werden niet aan een van de partijen opgelegd. De uitspraak werd op 13 november 2015 in het openbaar uitgesproken.