ECLI:NL:GHDHA:2015:3355

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
3 december 2015
Publicatiedatum
2 december 2015
Zaaknummer
22-005650-14
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake opzetheling van eindexamenopgaven

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 3 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1995, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis, wegens opzetheling van afbeeldingen van eindexamenopgaven. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 17 mei 2013 tot en met 30 mei 2013, in Rotterdam en mogelijk elders in Nederland, samen met anderen, afbeeldingen van eindexamenopgaven heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat deze afkomstig waren van een misdrijf. De verdediging voerde aan dat de eindexamenopgaven niet als 'goed' in de zin van artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht konden worden aangemerkt, maar het hof oordeelde anders. Het hof concludeerde dat de eindexamenopgaven, zowel in fysieke als digitale vorm, een economische waarde vertegenwoordigen en als goederen kunnen worden overgedragen. Het hof verwierp ook het verweer van de verdediging dat de verdachte niet wist dat de opgaven van misdrijf afkomstig waren, en oordeelde dat het algemeen bekend is dat de inhoud van eindexamens geheim moet blijven. De verdachte had bovendien een aanzienlijk hogere score behaald op het eindexamen economie dan op zijn schoolexamen, wat het hof als bewijs beschouwde dat hij de opgaven had ingezien. Uiteindelijk vernietigde het hof het eerdere vonnis en bevestigde de veroordeling tot een taakstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005650-14
Parketnummer: 10-702010-14
Datum uitspraak: 3 december 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 11 december 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
19 november 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 20 uren subsidiair 10 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 17 mei 2013 tot en met 30 mei 2013, althans in de periode van 1 mei 2013 tot en met 30 mei 2013,te Rotterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) meermalen, althans eenmaal (een) goed(eren), te weten
  • (een) fotografische opname(s) van (een) gestolen (eind)examen(s)/examenopgaven VWO 2013 en/of HAVO 2013 en/of
  • (een) gegevensdrager(s) - SD-card en/of USB-stick en/of harde schijf en/of mobiele telefoon (smartphone) en/of laptop en/of tablet en/of desktopcomputer - met daarop opgeslagen de afbeeldingen van de gestolen (eind)examens/examenopgaven VWO 2013 en/of HAVO 2013,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed/die goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf, namelijk door diefstal, althans door enig (ander) misdrijf, verkregen goed(eren) betrof, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s):
  • whatsapp-gesprekken gevoerd over de prijs van voornoemd(e) (eind)examen(s)/examenopgaven en/of
  • ingelogd op economie010@hotmail.com, waarop afbeeldingen van voornoemd(e) (eind)examen(s)/examenopgaven beschikbaar waren en/of
  • afbeeldingen van (een)(eind)examen(s)/examenopgaven ontvangen en/of bekeken en/of gebruikt.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewijsverweren
(Afbeeldingen) eindexamenopgaven een “goed”
De raadsman van de verdachte heeft – overeenkomstig de gronden vermeld in de ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitnota – betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd
– verkort en zakelijk weergegeven - dat eindexamenopgaven dan wel de (op een gegevensdrager opgeslagen) afbeeldingen van die eindexamenopgaven, zoals ten laste gelegd, niet zijn aan te merken als een goed in de zin van artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof merkt in ieder geval de islamitische scholengemeenschap Ibn Ghaldoun (hierna: Ibn Ghaldoun) aan als rechthebbende op de examens en beschikkingsbevoegd. Er is/zijn zonder recht of toestemming van Ibn Ghaldoun ingebroken in de school, eindexamens gefotografeerd, verspreid en verhandeld. Aldus heeft Ibn Ghaldoun niet als heer en meester over de examens kunnen beschikken en is hem de mogelijkheid ontnomen om te voldoen aan ingevolge de onderwijswetgeving op hem rustende plicht om de inhoud van de eindexamens geheim te houden tot de aanvang van het examen. De personen die in de kluis zijn geweest en de examens hebben meegenomen/gefotografeerd hebben als heer en meester over de examens beschikt zonder daartoe gerechtigd te zijn.
Naar het oordeel van het hof is een eindexamen, zowel in stoffelijke vorm (afgedrukt op papier) als gefotografeerd en op een USB-stick geladen – hetgeen is te vergelijken met een fotokopie -, dan wel ge-upload naar een email-adres, individualiseerbaar, vertegenwoordigt het in het maatschappelijk verkeer een zekere economische waarde tot het moment van het examen en kan het worden overgedragen. Dit blijkt reeds uit de omstandigheid dat de eindexamenopgaven te koop zijn aangeboden, daadwerkelijk zijn gekocht en via email en USB-sticks zijn overgedragen.
Het via een USB-stick gekopieerde examen dan wel het naar een email-adres ge-uploadde examen dat vandaar gedownload kan worden door kopers/geïnteresseerden die de beschikking hebben gekregen over het adres en wachtwoord is qua overdraagbaarheid en wijze van omgang in het maatschappelijk verkeer in dit geval volstrekt vergelijkbaar met de wijze waarop in het rechtsverkeer wordt omgegaan met een E-book. Immers, een boek in stoffelijke vorm kan worden gekocht en overgedragen, terwijl hetzelfde boek in de vorm van een E-book ook tegen betaling kan worden gedownload via internet bij bedrijven, maar ook (voor bepaalde tijd) geleend bij de bibliotheek. In het maatschappelijk verkeer staat buiten kijf dat voor verkochte dan wel uitgeleende E-boeken betaald moet worden door de consument (in de vorm van een koopprijs dan wel een abonnement) en dat aan de auteur auteursrechten dan wel een leenvergoeding verschuldigd zijn op gelijke wijze als dat het geval is voor boeken is stoffelijke vorm.
Het feit dat de originele eindexamenopgaven zijn teruggelegd, doet evenmin afbreuk aan dit oordeel, nu de opgaven waren gekopieerd door deze te fotograferen en op een USB-stick te laden en te uploaden naar een email-adres en ook over de kopieën/downloads van die eindexamens op de hiervoor vermelde wijze is beschikt.
Het hof is dan ook van oordeel dat de eindexamenopgaven en de (op een gegevensdrager geladen) digitale afschriften van die weggenomen eindexamenopgaven kunnen worden aangemerkt als een “goed” in de zin van artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof verwerpt het verweer.
Wetenschap
Voor wat betreft het verweer van de verdediging dat niet kan worden bewezen dat de verdachte wist dat de eindexamenopgaven van misdrijf afkomstig waren, zodat hij van de heling van de examenopgaven dient te worden vrijgesproken, overweegt het hof als volgt.
Naar het oordeel van hof is het een feit van algemene bekendheid dat de inhoud van een centraal eindexamen geheim behoort te zijn alvorens het eindexamen wordt afgenomen en dat het geheim blijven van de opgaven inherent is aan het eindexamen om te voorkomen dat de examens met voorkennis worden gemaakt. De verdachte wist derhalve dat de examens niet op eerlijke wijze, dus van misdrijf afkomstig waren.
Het hof merkt daarbij op dat – anders dan de verdediging stelt – het (landelijk af te nemen) centraal schriftelijk eindexamen, waarbij een groot aantal maatregelen wordt genomen om de inhoud daarvan geheim te houden, niet is te vergelijken met een normale toets die door één bepaalde klas of school wordt afgenomen.
Het hof verwerpt het verweer.
Voorhanden hebben
Door de verdediging is ten slotte vrijspraak bepleit nu niet is gebleken dat de verdachte de eindexamenopgaven daadwerkelijk voorhanden heeft gehad of verworven.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep het volgende vast. [1]
Vanaf het IP-adres gekoppeld aan het woonadres van de verdachte is in de nacht vóór het eindexamen economie driemaal ingelogd op het e-mailadres
economie010@hotmail.com. [2] De verdachte heeft hieromtrent ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebracht dat klasgenoten bij hem thuis kunnen hebben ingelogd op het voornoemde e-mailadres. Dit acht het hof niet aannemelijk, nu het inloggen op voornoemd e-mailadres om 00.47.07 heeft plaatsgevonden, in de vroege ochtend van de dag waarop het desbetreffende eindexamen plaatsvond. [3]
Het hof heeft voorts geconstateerd dat de verdachte voor het eindexamen economie HAVO 2013 een score heeft behaald, welke substantieel hoger is dan zijn gemiddelde score voor zijn schoolexamen economie, alsmede de scores voor de overige examenvakken. [4]
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte afbeeldingen van eindexamenopgaven voor het daadwerkelijke examen heeft bekeken en derhalve voorhanden heeft gehad.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in
of omstreeksde periode van 17 mei 2013 tot en met 30 mei 2013
, althans in de periode van 1 mei 2013 tot en met 30 mei 2013,te Rotterdam
en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) meermalen, althans eenmaal (een)goed
(eren
), te weten
  • (een) fotografische opname(s) van (een) gestolen (eind)examen(s)/examenopgaven VWO 2013 en/of HAVO 2013 en/of
  • (een) gegevensdrager(s) - SD-card en/of USB-stick en/of harde schijf en/of mobiele telefoon (smartphone) en/of laptop en/of tablet en/of desktopcomputer - met daarop opgeslagen deafbeeldingen van
    degestolen
    (eind
    )examens/examenopgaven
    VWO 2013 en/ofHAVO 2013,
heeft verworven en/ofvoorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen,terwijl hij ten tijde van
de verwerving ofhet voorhanden krijgen van
dat goed/die goederen wist,
althans redelijkerwijs had moeten vermoeden,dat het
(een)door misdrijf, namelijk door diefstal,
althans door enig (ander) misdrijf,verkregen goed
(eren
)betrof, immers heeft
/hebbenverdachte
en/of zijn mededader(s):
  • whatsapp-gesprekken gevoerd over de prijs van voornoemd
  • ingelogd op economie010@hotmail.com, waarop afbeeldingen van
  • afbeeldingen van
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

opzetheling.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 20 uren subsidiair 10 dagen hechtenis.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling van afbeeldingen van eindexamenopgaven HAVO 2013, terwijl de verdachte wist dat de die afbeeldingen, van een misdrijf afkomstig waren. De verdachte heeft deze afbeeldingen voorhanden gehad en bekeken voorafgaand aan het betreffende eindexamen, zodat hij zijn examen met voorkennis heeft gemaakt. Zijn HAVO diploma is uiteindelijk ongeldig verklaard.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
22 oktober 2015, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door Th.W.H.E. Schmitz,
mr. I.E. de Vries en mr. H.J.M. Smid-Verhage, in bijzijn van de griffier mr. I. Kluiter.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 3 december 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – gedoeld op processen-verbaal in de zin van artikel 344, eerste lid, onder 2, van het Wetboek van Strafvordering. Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit pagina’s van het proces-verbaal met het nummer 2013162902, van de politie eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 292).
2.Proces-verbaal van bevindingen (9. 262-263), aanvullend proces-verbaal van bevindingen (whatsapp-gesprekken [medeverdachte 1]/[medeverdachte 2] + IP adressen en een geschrift, te weten een bericht d.d. 1 augustus 2013 van UPC Nederland gevoegd in het Methodieken proces-verbaal met het nummer 2013162902.
3.Een geschrift, te weten een vordering verstrekking gebruikersgegevens (Internet) ex art 126na Sv, gevoegd in het Methodieken proces-verbaal met het nummer 2013162902.
4.Een geschrift, te weten een lijst van de Inspectie van Onderwijs betreffende de cijfers van de verdachte (p. 278).