3.2.Beoordeling
Bij de beoordeling van het hiervoor weergegeven verweer is de kernvraag of de verdachte mag worden vervolgd voor de heling van examens, terwijl hij op een eerder moment al geconfronteerd is met de ongeldigverklaring van de gemaakte examens van het centraal schriftelijk eindexamen 2013 en de verdere uitsluiting van het maken van enig examen in 2013.
Evenals in de zaak beslist door de Hoge Raad op 3 maart 2015 (ECLI:NL:HR:2015:434) is in deze zaak geen sprake van rechtstreekse toepasselijkheid van artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht, omdat geen sprake is van meerdere onherroepelijke beslissingen van de strafrechter. Vast staat dat de feiten op basis waarvan het hiervoor weergegeven besluit van 23 augustus 2013 van de rector is genomen wat betreft het voorhanden hebben en verspreiden van gestolen eindexamens dezelfde zijn als die op basis waarvan de onderhavige vervolging plaats vindt. Hiervan zal worden uitgegaan.
Het eindexamenbesluit VO regelt in het bijzonder de inhoud van het eindexamen voortgezet onderwijs, de toelating tot dit examen, de wijze van afnemen, de uitslag, herkansing en diplomering, alsook hoe om te gaan met onregelmatigheden. Blijkens het hiervoor aangehaalde artikel 5 gaat het daarbij om onregelmatigheden ten aanzien van enig deel van het eindexamen, een aanspraak op ontheffing dan wel afwezigheid zonder geldige reden. Deze regeling ziet derhalve op de correcte gang van zaken bij de afname van de examens overeenkomstig de daarvoor geldende regels. Voor wat betreft de te nemen maatregelen, zie het tweede lid van artikel 5, bestaat rechtstreeks verband tussen de aard van de onregelmatigheid bij de afname van het examen en de ernst van de inbreuk op de voorschriften enerzijds en de met het oog daarop te nemen maatregel anderzijds. Hoewel niet kan worden ontkend dat deze maatregelen door de betrokken kandidaat als een sanctie zullen worden ervaren, is het primaire oogmerk van de maatregelen niet de sanctionering van ongeoorloofd gedrag, maar het handhaven van een integer proces voor het afnemen van het eindexamen overeenkomstig de geldende regels en het vasthouden van vertrouwen in de waarde van door de overheid afgegeven diploma’s. Vrijheidsstraffen, taakstraffen dan wel geldboetes maken geen deel uit van de te nemen maatregelen. Vergelding is geen strafdoel.
Het op art. 5 Eindexamenbesluit VO gebaseerde besluit van 23 augustus 2013 richt zich jegens [verdachte] als eindexamenkandidaat. Blijkens de onderbouwing is dit besluit gebaseerd op een ernstige schending van het proces van het afnemen van de examens met als gevolg ernstige twijfel over de waarde van de diploma’s afgegeven naar aanleiding van het centraal schriftelijk 2013. De ernst van de onregelmatigheid en het bewust in gevaar brengen van de procedures voor het afnemen van het centraal schriftelijk zijn bepalend voor de genomen maatregelen. Deze maatregelen, het ongeldig verklaren van reeds gemaakte examens en het uitsluiten van het maken van verdere examens in 2013, zien alleen op in 2013 gemaakte en te maken examens met het oog op het behalen van een middelbare school diploma.
Dat de door de rector getroffen maatregelen enige als punitief ervaren gevolgen hebben gehad voor verdachte, zoals een jaar vertraging bij het behalen van een middelbare school diploma met daaraan verbonden nadelen, leidt niet tot een ander oordeel. De aan de maatregelen verbonden gevolgen zijn inherent aan de aard van een middelbare school diploma als toegangspoort tot vervolgopleidingen dan wel het betreden van de arbeidsmarkt. Het hof tekent hierbij aan dat in dit geval eindexamenleerlingen in het hele land getroffen zijn door de gevolgen van deze examenfraude, terwijl daarnaast alle medeleerlingen op Ibn Ghaldoun getroffen zijn door het odium dat op deze school en de door deze school afgegeven diploma’s is komen te rusten, terwijl zij geen van allen iets te maken hebben gehad met de examendiefstal en de verdere verspreiding.
De bepalingen in het Wetboek van Strafrecht inzake diefstal en inbraak zien op de strafbaarstelling van vermogenscriminaliteit. De artikelen 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht beogen eigendom en bezit te beschermen. Strafbaar is de persoon die zich het eigendom of bezit van goederen toe-eigent zonder daartoe gerechtigd te zijn. In geval van heling is strafbaar gesteld het trekken van profijt uit een door een ander gepleegd misdrijf. Beoogd wordt tegen te gaan dat een als gevolg van een misdrijf ontstane onrechtmatige toestand wordt voortgezet. De op te leggen sancties betreffen een gevangenisstraf, een taakstraf of een geldboete. Vergelding wordt gezien als een strafdoel. De in artikel 5 van het Eindexamenbesluit VO genoemde maatregelen komen niet als sancties dan wel maatregelen voor in het Wetboek van Strafrecht en het handhaven van een correcte gang van zaken overeenkomstig de daarvoor geldende regels bij het afnemen van eindexamens is geen strafdoel.
De stelling dat beide procedures te duiden zijn als een door de overheid geïnitieerde reactie en te duiden zijn als één samenhangende reactie op het strafbare feit vindt geen steun in de feiten. De toenmalige Hoofdinspecteur van de inspectie van het Onderwijs, heeft immers als getuige tegenover de raadsheer-commissaris verklaard dat het Openbaar Ministerie op de hoogte is gehouden van de voornemens van de inspectie, maar daar geen invloed op had. De toenmalige hoofdofficier van justitie van het parket Rotterdam, heeft als getuige tegenover de raadsheer-commissaris verklaard dat bij de beslissing informatie te verstrekken de verhouding tussen het strafrechtelijk onderzoek en het uitvoeren van de toezichthoudende taak door de Inspectie niet is meegewogen. Het hof leidt hieruit af dat het Openbaar Ministerie en de Inspectie over en weer wel wisten dat de ander ging vervolgen dan wel een maatregel ging uitlokken, maar niet dat sprake was van een gezamenlijke besluitvorming strekkende tot een samenhangend optreden dan wel een feitelijk gezamenlijk optrekken.
Naar het oordeel van het hof zijn de door artikel 5 van het Eindexamenbesluit VO en de artikelen 310, 311 en 416 Wetboek van Strafrecht beschermde rechtsgoederen in hoge mate onvergelijkbaar, terwijl ook de gevolgen van ingevolge artikel 5 Eindexamenbesluit VO te treffen maatregelen dan wel de ingevolge het Wetboek van Strafrecht op te leggen sancties sterk verschillend van aard zijn en een heel verschillend doel dienen. Van een schending van de beginselen van een behoorlijke procesorde door het Openbaar Ministerie door verdachte te vervolgen is dan ook geen sprake. Dit leidt ertoe dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging van verdachte.
De raadsman van de verdachte heeft – overeenkomstig de gronden vermeld in de ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitnota – betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Daartoe is – kort samengevat - allereerst aangevoerd dat de afbeeldingen van de eindexamenopgaven en de gegevensdrager met daarop voornoemde afbeeldingen, zoals ten laste is gelegd, niet zijn aan te merken als een goed in de zin van artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de examens zijn teruggelegd in de kluis, zodat geen sprake was van “overdragen”. Ten slotte is door de raadsman betoogd dat verdachte niet kan worden aangemerkt als “pleger”, “medepleger” of “medeplichtige” van het voorhanden hebben van de – door anderen ontvreemde - examens.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Afbeeldingen eindexamenopgaven een “goed”
Het hof merkt in ieder geval de islamitische scholengemeenschap Ibn Ghaldoun (hierna: Ibn Ghaldoun) aan als rechthebbende op de examens en beschikkingsbevoegd. Er is/zijn zonder recht of toestemming van Ibn Ghaldoun ingebroken in de school, eindexamens gefotografeerd, verspreid en verhandeld. Aldus heeft Ibn Ghaldoun niet als heer en meester over de examens kunnen beschikken en is hem de mogelijkheid ontnomen om te voldoen aan ingevolge de onderwijswetgeving op hem rustende plicht om de inhoud van de eindexamens geheim te houden tot de aanvang van het examen. De personen die in de kluis zijn geweest en de examens hebben meegenomen/gefotografeerd hebben als heer en meester over de examens beschikt zonder daartoe gerechtigd te zijn.
Naar het oordeel van het hof is een eindexamen, zowel in stoffelijke vorm (afgedrukt op papier) als gefotografeerd en op een USB-stick geladen – hetgeen is te vergelijken met een fotokopie -, dan wel ge-upload naar een email-adres, individualiseerbaar, vertegenwoordigt het in het maatschappelijk verkeer een zekere economische waarde tot het moment van het examen en kan het worden overgedragen. Dit blijkt reeds uit de omstandigheid dat de eindexamenopgaven te koop zijn aangeboden, daadwerkelijk zijn gekocht en via email en USB-sticks zijn overgedragen.
Het via een USB-stick gekopieerde examen dan wel het naar een email-adres ge-uploadde examen dat vandaar gedownload kan worden door kopers/geïnteresseerden die de beschikking hebben gekregen over het adres en wachtwoord is qua overdraagbaarheid en wijze van omgang in het maatschappelijk verkeer in dit geval volstrekt vergelijkbaar met de wijze waarop in het rechtsverkeer wordt omgegaan met een E-book. Immers, een boek in stoffelijke vorm kan worden gekocht en overgedragen, terwijl hetzelfde boek in de vorm van een E-book ook tegen betaling kan worden gedownload via internet bij bedrijven, maar ook (voor bepaalde tijd) geleend bij de bibliotheek. In het maatschappelijk verkeer staat buiten kijf dat voor verkochte dan wel uitgeleende E-boeken betaald moet worden door de consument (in de vorm van een koopprijs dan wel een abonnement) en dat aan de auteur auteursrechten dan wel een leenvergoeding verschuldigd zijn op gelijke wijze als dat het geval is voor boeken is stoffelijke vorm.
Het feit dat de originele eindexamenopgaven zijn teruggelegd, doet evenmin afbreuk aan dit oordeel, nu de opgaven waren gekopieerd door deze te fotograferen en op een USB-stick te laden en te uploaden naar een email-adres en ook over de kopieën/downloads van die eindexamens op de hiervoor vermelde wijze is beschikt.
Het hof is dan ook van oordeel dat de (op een gegevensdrager geladen) digitale afschriften van de weggenomen eindexamenopgaven kunnen worden aangemerkt als een “goed” in de zin van artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof verwerpt het verweer.
De examens zijn niet overgedragen
Het hof overweegt dat door het maken van digitale afbeeldingen van de eindexamenopgaven zonder toestemming van de rechthebbende en het overdragen van deze afbeeldingen zonder daartoe beschikkingsbevoegd te zijn, de eindexamenopgaven in de openbaarheid zijn gebracht in ieder geval tegen de wil van Ibn Ghaldoun.
Dat de stoffelijke examens na het fotograferen zijn teruggelegd doet aan voornoemde omstandigheden niet af.
Het hof verwerpt het verweer.
Plegen, medeplegen of medeplichtigheid
Het hof leidt uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep het volgende af.
Op 2 mei 2013 werd de verdachte gebeld door [medeverdachte1], die hem vertelde dat als hij examens wilde hebben, hij naar het huis van [medeverdachte 1] moest komen. De verdachte heeft hier gehoor aan gegeven en is met het openbaar vervoer vanuit Zoetermeer naar de woning van [medeverdachte 1] in Rotterdam gegaan, alwaar meerdere schoolgenoten van de verdachte aanwezig waren, waaronder [medeverdachte 2].In de woning werden door [medeverdachte 1] foto’s van de examens gemaakt en de andere jongens hebben [medeverdachte 2] geholpen met het uit de verpakking halen en het in de verpakking terug stoppen van de examens.Op de verpakking van het examen VWO Frans is een vingerafdruk van de verdachte aangetroffen.De aanwezigen in de woning hadden USB-sticks bij zich en nadat de examens waren gefotografeerd, werden de foto’s op de USB-sticks gezet.
Het is een feit van algemene bekendheid dat de inhoud van een centraal eindexamen geheim behoort te zijn alvorens het examen wordt afgenomen en dat het geheim blijven van de opgaven inherent is aan het eindexamen om te voorkomen dat de examens met voorkennis worden gemaakt.
Het hof leidt uit het vorenstaande af dat de verdachte en de andere aanwezigen wisten dat de eindexamenopgaven gestolen waren. Verdachte is speciaal om deze opgaven te verkrijgen naar de woning van [medeverdachte 1] gegaan. Aldaar heeft hij intensief samen gewerkt met anderen en een wezenlijke bijdrage geleverd aan het fotograferen van de eindexamenopgaven en het verzamelen van de afbeeldingen van die eindexamenopgaven op USB-sticks.
Op grond van het voorgaande acht het hof bewezen dat de verdachte bij het voorhanden hebben van de eindexamens, het maken van foto’s hiervan en het opslaan van deze foto’s op gegevensdragers zodanig bewust en nauw heeft samengewerkt met zijn medeverdachten dat sprake is van medeplegen in de zin van artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
Het verweer wordt derhalve verworpen.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in
of omstreeksde periode van 1 mei 2013 tot en met 28 mei 2013 te Rotterdam
en/of te Delft, tezamen en in vereniging met
(een)ander
(en
) meermalen, althans eenmaal, (een) goed(eren), te weten
(een) eindexamen(s)/examenopgaven VWO 2013 (Nederlands, Engels, Wiskunde B, Natuurkunde, Scheikunde, Biologie, Geschiedenis, Aardrijkskunde, Arabisch, Frans, Maatschappijwetenschappen, Management & Organisatie, Duits, Economie) en/of HAVO 2013 (Nederlands, Engels, Wiskunde A, Aardrijkskunde, geschiedenis, Maatschappijwetenschappen, Frans, Arabisch, Economie, Natuurkunde) en/of
(een)fotografische opname
(s
)van
(een)op
of omstreeks1 mei 2013 gestolen
(eind
)examen(s)/examenopgaven VWO 2013 (Nederlands, Engels, Wiskunde B, Natuurkunde, Scheikunde, Biologie,
Geschiedenis, Aardrijkskunde, Arabisch, Frans, Maatschappijwetenschappen, Management & Organisatie,Duits
, Economie)
en/of HAVO 2013 (Nederlands, Engels, Wiskunde A, Aardrijkskunde, geschiedenis, Maatschappijwetenschappen, Frans, Arabisch, Economie, Natuurkunde)en
/of
(een
)gegevensdrager
(s)-
SD-card en/ofUSB-stick
en/of harde schijf en/of mobiele telefoon (smartphone) en/of laptop en/of tablet en/of desktopcomputer- met daarop opgeslagen
deafbeeldingen van
de (eind
)examens/examenopgaven VWO 2013
en/of HAVO 2013;
heeft verworven en/ofvoorhanden heeft gehad en
/ofheeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van
de verwerving ofhet voorhanden krijgen van dat
goed/die goederen wist,
althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het
(een)door misdrijf, namelijk door diefstal,
althans door enig (ander) misdrijf,verkregen goed
(eren
)betrof, immers
heeft/hebben verdachte en
/ofzijn mededader
(s
):
- in de periode van 1 tot en met 3 mei 2013 voornoemde examenopgaven gefotografeerd en
- in de periode van 1 tot en met 28 mei 2013
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op: