ECLI:NL:GHDHA:2015:3358

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
3 december 2015
Publicatiedatum
2 december 2015
Zaaknummer
22-005649-14
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor opzetheling van eindexamenopgaven

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 3 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1996, was eerder veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren subsidiair 20 dagen jeugddetentie voor opzetheling van afbeeldingen van eindexamenopgaven. Het hof heeft geoordeeld dat de afbeeldingen van de eindexamenopgaven, die door de verdachte waren verworven en verspreid, kunnen worden aangemerkt als 'goederen' in de zin van artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte wist dat de eindexamenopgaven van misdrijf afkomstig waren, aangezien de inhoud van de examens geheim moet blijven tot het moment van afname. De verdachte had de afbeeldingen in zijn bezit met de intentie deze te verkopen aan medeleerlingen, wat hem in staat stelde om met voorkennis zijn examens af te leggen. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 25 uren, subsidiair 12 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest. De beslissing is genomen na zorgvuldige overweging van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die inmiddels zijn VWO-diploma had behaald en twee studies volgde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005649-14
Parketnummer: 10-700374-13
Datum uitspraak: 3 december 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 11 december 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
19 november 2015. Het onderzoek heeft plaatsgevonden met gesloten deuren.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen jeugddetentie met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 mei 2013 tot en met 30 mei 2013 te Rotterdam en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) meermalen, althans eenmaal (een) goed(eren), te weten
  • (een) fotografische opname(s) van (een) gestolen (eind)examen(s)/examenopgaven VWO 2013 en/of HAVO 2013 en/of
  • (een) gegevensdrager(s) - SD-card en/of USB-stick en/of harde schijf en/of mobiele telefoon (smartphone) en/of laptop en/of tablet en/of desktopcomputer - met daarop opgeslagen de afbeeldingen van de gestolen (eind)examens/examenopgaven VWO 2013 en/of HAVO 2013,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat goed/die goederen wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf, namelijk door diefstal, althans door enig (ander) misdrijf, verkregen goed(eren) betrof, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s):
  • van [medeverdachte 1] de inlogcode ontvangen voor een mailadres waar afbeeldingen van voornoemd(e) eindexamen(s)/examenopgaven op stonden en/of
  • aan (een) ander(en) (antwoorden van) voornoemd(e) (eind)examen(s)/examenopgaven aangeboden, althans geprobeerd aan te bieden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewijsverweren
(Afbeeldingen) eindexamenopgaven een “goed”
De raadsman van de verdachte heeft – overeenkomstig de gronden vermeld in de ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitnota – betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Daartoe is aangevoerd
– verkort en zakelijk weergegeven - dat eindexamenopgaven dan wel de (op een gegevensdrager opgeslagen) afbeeldingen van die eindexamenopgaven, zoals ten laste gelegd, niet zijn aan te merken als een goed in de zin van artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof merkt in ieder geval de islamitische scholengemeenschap Ibn Ghaldoun (hierna: Ibn Ghaldoun) aan als rechthebbende op de examens en beschikkingsbevoegd. Er is/zijn zonder recht of toestemming van Ibn Ghaldoun ingebroken in de school, eindexamens gefotografeerd, verspreid en verhandeld. Aldus heeft Ibn Ghaldoun niet als heer en meester over de examens kunnen beschikken en is hem
de mogelijkheid ontnomen om te voldoen aan ingevolge de onderwijswetgeving op hem rustende plicht om de inhoud van de eindexamens geheim te houden tot de aanvang van het examen. De personen die in de kluis zijn geweest en de examens hebben meegenomen/gefotografeerd hebben als heer en meester over de examens beschikt zonder daartoe gerechtigd te zijn.
Naar het oordeel van het hof is een eindexamen, zowel in stoffelijke vorm (afgedrukt op papier) als gefotografeerd en op een USB-stick geladen – hetgeen is te vergelijken met een fotokopie -, dan wel ge-upload naar een email-adres, individualiseerbaar, vertegenwoordigt het in het maatschappelijk verkeer een zekere economische waarde tot het moment van het examen en kan het worden overgedragen. Dit blijkt reeds uit de omstandigheid dat de eindexamenopgaven te koop zijn aangeboden, daadwerkelijk zijn gekocht en via email en USB-sticks zijn overgedragen.
Het via een USB-stick gekopieerde examen dan wel het naar een email-adres ge-uploadde examen dat vandaar gedownload kan worden door kopers/geïnteresseerden die de beschikking hebben gekregen over het adres en wachtwoord is qua overdraagbaarheid en wijze van omgang in het maatschappelijk verkeer in dit geval volstrekt vergelijkbaar met de wijze waarop in het rechtsverkeer wordt omgegaan met een E-book. Immers, een boek in stoffelijke vorm kan worden gekocht en overgedragen, terwijl hetzelfde boek in de vorm van een E-book ook tegen betaling kan worden gedownload via internet bij bedrijven, maar ook (voor bepaalde tijd) geleend bij de bibliotheek. In het maatschappelijk verkeer staat buiten kijf dat voor verkochte dan wel uitgeleende E-boeken betaald moet worden door de consument (in de vorm van een koopprijs dan wel een abonnement) en dat aan de auteur auteursrechten dan wel een leenvergoeding verschuldigd zijn op gelijke wijze als dat het geval is voor boeken is stoffelijke vorm.
Het feit dat de originele eindexamenopgaven zijn teruggelegd, doet evenmin afbreuk aan dit oordeel, nu de opgaven waren gekopieerd door deze te fotograferen en op een USB-stick te laden en te uploaden naar een email-adres en ook over de kopieën/downloads van die eindexamens op de hiervoor vermelde wijze is beschikt.
Het hof is dan ook van oordeel dat de eindexamenopgaven en de (op een gegevensdrager geladen) digitale afschriften van die weggenomen eindexamenopgaven kunnen worden aangemerkt als een “goed” in de zin van artikel 416 van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof verwerpt het verweer.
Wetenschap
Voor wat betreft het verweer van de verdediging dat niet kan worden bewezen dat de verdachte wist dat de eindexamenopgaven van misdrijf afkomstig waren, zodat hij van de heling van de examenopgaven dient te worden vrijgesproken, overweegt het hof als volgt.
Naar het oordeel van hof is het een feit van algemene bekendheid dat de inhoud van een centraal eindexamen geheim behoort te zijn alvorens het eindexamen wordt afgenomen en dat het geheim blijven van de opgaven inherent is aan het eindexamen om te voorkomen dat de examens met voorkennis worden gemaakt. De verdachte wist derhalve dat de examens niet op eerlijke wijze, dus van misdrijf afkomstig waren.
Het hof merkt daarbij op dat – anders dan de verdediging stelt – het (landelijk af te nemen) centraal schriftelijk eindexamen, waarbij een groot aantal maatregelen wordt genomen om de inhoud daarvan geheim te houden, niet is te vergelijken met een normale toets die door één bepaalde klas of school wordt afgenomen.
Het hof verwerpt het verweer.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in
of omstreeksde periode van 1 mei 2013 tot en met 30 mei 2013 te Rotterdam
en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) meermalen, althans eenmaal (een)goed
(eren
), te weten
  • (een) fotografische opname(s) van (een) gestolen (eind)examen(s)/examenopgaven VWO 2013 en/of HAVO 2013 en/of
  • (een) gegevensdrager(s) - SD-card en/of USB-stick en/of harde schijf en/of mobiele telefoon (smartphone) en/of laptop en/of tablet en/of desktopcomputer - met daarop opgeslagen deafbeeldingen van de gestolen
    (eind
    )examens/examenopgaven
    VWO 2013 en/ofHAVO 2013,
heeft verworven en/ofvoorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen,terwijl hij ten tijde van
de verwerving ofhet voorhanden krijgen van
dat goed/die goederen wist,
althans redelijkerwijs had moeten vermoeden,dat het
(een)door misdrijf
, namelijk door diefstal, althans door enig (ander) misdrijf,verkregen goed
(eren
)betrof, immers heeft
/hebbenverdachte
en/of zijn mededader(s):
  • van [medeverdachte 1] de inlogcode ontvangen voor een mailadres waar afbeeldingen van voornoemd
  • aan
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

opzetheling.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 25 uren subsidiair 12 dagen jeugddetentie met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling van afbeeldingen van eindexamenopgaven HAVO 2013, terwijl de verdachte wist dat die afbeeldingen van misdrijf afkomstig waren. De verdachte heeft deze afbeeldingen voorhanden gehad met waarschijnlijk als doel deze te verkopen aan andere leerlingen. Voorts heeft hij de antwoorden voor het afleggen van het examen kunnen voorbereiden, zodat hij in ieder geval één van zijn examens (het eindexamen economie) met voorkennis heeft gemaakt.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
22 oktober 2015, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Het hof heeft voorts acht geslagen op omtrent de verdachte opgemaakte rapporten, in het bijzonder het Advies van de Raad voor de Kinderbescherming d.d.
12 oktober 2015. Uit dit rapport blijkt dat de verdachte is geslaagd voor zijn VWO diploma en thans twee studies volgt aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Er bestaan geen zorgen over het functioneren van de verdachte en in het rapport is geadviseerd om aan hem een onvoorwaardelijke werkstraf op te leggen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke werkstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Anders dan de rechtbank ziet het hof geen aanleiding om een werkstraf van een langere duur op te leggen dan gevorderd door de advocaat-generaal.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 77a, 77g, 77h, 77m, 77n en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
werkstrafvoor de duur van
25 (vijfentwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
12 (twaalf) dagen jeugddetentie.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door Th.W.H.E. Schmitz,
mr. I.E. de Vries en mr. H.J.M. Smid-Verhage, in bijzijn van de griffier mr. I. Kluiter.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 3 december 2015.