Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
beschikking van 20 oktober 2015 (bij vervroeging)
[verzoekster] ,
Bewonersvereniging […] ,
Het verloop van het geding
Beoordeling van het hoger beroep
“Wie betaalt wat. Onderhoud bij [X] ”. Voorafgaand aan de huur, bij brief van 19 november 2008, heeft [verzoekster] de selectiecommissie van de Bewonersvereniging onder meer bericht:
“Ik begrijp dat wonen in een zelfbeheerproject iets anders is dan huren van een woningbouwcorporatie en dat je als bewoner zelf veel verantwoordelijkheid draagt voor bijvoorbeeld reparaties en onderhoud in de woning zelf.”.
Grief 1richt zich tegen het oordeel van de kantonrechter dat in het kader van artikel 7:243 BW een afweging van belangen dient plaats te vinden, rekening houdend met alle omstandigheden van het geval. [verzoekster] voert aan dat de wetgever geen ruimte heeft willen laten voor een belangenafweging en wijst daarbij op de volgende passage in de memorie van toelichting: “
In de praktijk blijkt dat het voor de huurder bijzonder moeilijk is de verhuurder tot energiebesparende maatregelen aan te zetten, zelfs als de huurder aanbiedt een hogere huur te betalen.”(Kamerstukken II, 1997/1998, 26089, nr . 3). Volgens
grief 2is onjuist het oordeel van de kantonrechter dat tussen de gemeente en de Bewonersvereniging is afgesproken dat prioriteit wordt gegeven aan de instandhouding van het complex door het herstel van de funderingen. Ook wordt bestreden dat het complex om niet ter beschikking is gesteld teneinde de Bewonersvereniging in staat te stellen dit herstel uit te voeren. In
grief 3wordt aangevoerd dat, voor zover in het kader van artikel 7:243 BW wel een belangenafweging zou moeten plaatsvinden, de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat de Bewonersvereniging terecht prioriteit heeft gegeven aan de instandhouding van het complex door het herstel van de fundering. Volgens
grief 5(grief 4 ontbreekt) heeft de kantonrechter ten onrechte de staat van de kozijnen en ramen en de belangen van [verzoekster] niet meegenomen in de belangenafweging. Het hof zal allereerst ingaan op grief 1 en vervolgens de grieven 2, 3 en 5 gezamenlijk behandelen.
kande rechter op verzoek van de huurder bepalen dat de verhuurder verplicht is bepaalde energiebesparende verbeteringen op eigen kosten aan te brengen, mits de huurder zich bereid heeft verklaard tot het betalen van een huurverhoging die in redelijke verhouding staat tot de kosten. Tussen partijen is niet in geschil is dat het verzoek van [verzoekster] betrekking heeft op een van de in dit artikel genoemde energiebesparende maatregelen (te weten “het thermisch isoleren van de uitwendige scheidingsconstructies” genoemd in artikel 7:243 lid 2 sub a. BW).
kan” in de wettekst dat de rechter een discretionaire bevoegdheid toekomt bij de beoordeling van het verzoek. De (summiere) wetsgeschiedenis biedt geen aanknopingspunten voor het betoog van [verzoekster] dat de wetgever geen ruimte voor een belangenafweging heeft willen laten. Dit volgt evenmin uit het semi-dwingende karakter van deze bepaling. Grief 1 faalt daarom.