Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
22 december 2014 van de rechtbank Rotterdam.
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw [X] namens de gecertificeerde instelling;
- de bijzondere curator;
- de moeder, bijgestaan door mr. M. Rietbergen, een waarnemend kantoorgenoot van haar advocaat en verder begeleid door mevrouw [Y] , de reclasseringsambtenaar voor de moeder.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP
27 november 2013 de eerder door het hof op 23 februari 2011 uitgesproken omgangsregeling tussen hem en de minderjarige schorste, althans de stopzetting van de omgangsregeling door de gecertificeerde instelling niet verbood. Ook heeft de man na de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 25 februari 2014, waarbij de instelling alwaar de minderjarige verblijft werd verplicht tot een zes wekelijkse informatieverschaffing, aan de man er niet toe geleid dat de man zijn vat op de minderjarige heeft getracht te vergroten. Verder heeft de bijzondere curator met voormelde overwegingen onvoldoende blijk gegeven van de bij de minderjarige aanwezige problematiek, waaronder een ernstige verstandelijke beperking. De man betwist dat de minderjarige op enig moment wel een weloverwogen oordeel kan geven omtrent de verzoeken van de man. Naast de verstandelijke beperking leidt de minderjarige aan een reactieve hechtingsstoornis, welke stoornis in de visie van de man juist verklaart waarom zij de man (in het verleden) niet (heeft) wil(len) zien. De man betoogt bovenal dat overneming van zijn verzoek(en) door de bijzondere curator in het belang van de minderjarige is.