ECLI:NL:GHDHA:2015:3661

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
9 december 2015
Publicatiedatum
23 december 2015
Zaaknummer
22-003272-15
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging tegen goederen tijdens rellen in Den Haag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 9 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in Suriname in 1968, was beschuldigd van openlijke geweldpleging tegen goederen, specifiek het gooien van een voorwerp naar een politievoertuig tijdens rellen op 29 juni 2015 in Den Haag. De rellen vonden plaats naar aanleiding van de dood van Mitch Henriquez, waarbij demonstranten zich tegen de politie keerden en geweld gebruikten. De verdachte werd in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 dagen, waarvan 26 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 60 uren. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 47 dagen. Het hof oordeelde dat de handelswijze van de verdachte onaanvaardbaar was en een bedreiging vormde voor de openbare orde. De verdachte had eerder al meerdere keren een taakstraf opgelegd gekregen, wat meebracht dat het hof geen taakstraf naast de gevangenisstraf oplegde. Het hof heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf afgewezen, omdat niet was gebleken dat de verdachte op de hoogte was van deze voorwaardelijke straf. De beslissing van het hof is gebaseerd op de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij het hof benadrukte dat hard moet worden opgetreden tegen bedreigingen van de openbare orde.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003272-15
Parketnummers: 09-818598-15 en 09-170858-14 (TUL)
Datum uitspraak: 9 december 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 15 juli 2015 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortejaar] 1968,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 25 november 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 dagen, waarvan 26 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis. Voorts is als maatregel een gebiedsverbod opgelegd als bedoeld in artikel 38v, tweede lid sub a, Wetboek van Strafrecht, inhoudende dat de verdachte zich gedurende zes maanden niet mag begeven in - kort gezegd – een bepaald aangewezen deel van de Schilderswijk te Den Haag, op straffe van één week hechtenis per overtreding van de maatregel. Deze maatregel is dadelijk uitvoerbaar verklaard. Ook is een beslissing genomen omtrent de vordering tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke opgelegde straf als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 juni 2015 te 's-Gravenhage met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, De Kempstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen (een) politievoertuig(en) en/of (een) politieambtena(a)r(en), welk geweld bestond uit het gooien van (een) ste(e)n(en) en/of een fles(sen) en/of andere voorwerpen in de richting van en/of tegen die/dat politievoertuig(en) en/of politieambtena(a)r(en).
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks29 juni 2015 te 's-Gravenhage met
een ander ofanderen, op
of aande openbare weg, De Kempstraat,
in elk geval op of aan een openbare weg,openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
(een
)politievoertuig
(en) en/of (een) politieambtena(a)r(en), welk geweld bestond uit het gooien van
(een
) ste(e)n(en) en/of een fles(sen) en/of anderevoorwerp
enin de richting van
en/of tegen die/dat politievoertuig
(en) en/of politieambtena(a)r(en).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, met uitzondering van de beslissing ten aanzien van de vordering tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde straf, met dien verstande dat die vordering dient te worden afgewezen.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Naar aanleiding van het overlijden van Mitch Henriquez heeft in de avond van 29 juni 2015 een demonstratie plaatsgevonden voor het politiebureau aan De Heemstraat te Den Haag. De demonstratie ontaardde in rellen, waarbij gedurende enkele uren in de omgeving van het politiebureau op grootschalige en heftige wijze openlijk en in vereniging geweld is gepleegd. Politieambtenaren en medewerkers van de Mobiele Eenheid zijn hierbij bekogeld met stenen, zwaar vuurwerk en allerlei andere materialen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen goederen door tijdens deze rellen een voorwerp te gooien in de richting van een politievoertuig. Het hof acht de handelswijze van de verdachte onaanvaardbaar. Het gedrag vormt een bedreiging voor de openbare orde en een fysieke bedreiging voor omstanders en politiefunctionarissen die hun taak uitoefenen. Ook is het zeer wel voorstelbaar dat buurtbewoners zich door de openlijke geweldpleging onveilig hebben gevoeld of voelen in hun eigen leefomgeving. Feiten als de onderhavige versterken bovendien de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Tegen dergelijke bedreigingen van de openbare orde dient hard te worden opgetreden. Gelet hierop is het hof van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een passende en geboden reactie is.
Het hof zal in afwijking van de vordering van de advocaat-generaal geen taakstraf opleggen naast de onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daartoe overweegt het hof dat de verdachte blijkens een hem betreffende uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 29 oktober 2015 in 2014 en 2015 meermalen onherroepelijk is veroordeeld tot een taakstraf voor het plegen van strafbare feiten. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen. Daarnaast is tijdens het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat de verdachte een zwervend bestaan leidt, waardoor het naar het oordeel van het hof niet is te verwachten dat hij een taakstraf zal volbrengen. In plaats van een taakstraf zal het hof een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van beperkte duur opleggen.
Voorts zal het hof – anders dan door de advocaat-generaal is gevorderd - afzien van de oplegging van een gebiedsverbod dat dadelijk uitvoerbaar is. Naar het oordeel van het hof zijn er, gelet op het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep, onvoldoende redenen om aan te nemen dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon of bepaalde personen. Derhalve bestaat er onvoldoende grond om een gebiedsverbod dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Nu een gebiedsverbod niet dadelijk uitvoerbaar kan worden verklaard, ziet het hof geen nut in de oplegging van een gebiedsverbod zoals dat aan de verdachte is opgelegd in eerste aanleg.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij het bij verstek gewezen vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 4 september 2014 onder parketnummer 09-170858-14 is de verdachte onder meer veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week, onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van zijn proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep in afwijking van de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van de niet-tenuitvoergelegde straf gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging zal worden afgewezen.
Niet is gebleken dat de verdachte bekend was met de aan hem bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf. Daarom dient het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard in de thans aanhangige vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van

47 (zevenenveertig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. A.A. Schuering, mr. I.E. de Vries en mr. R.F. de Knoop, in bijzijn van de griffier mr. N.N.D. Bos.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 9 december 2015.