In deze zaak gaat het om de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, die na een periode van verblijf bij zijn vader in het buitenland, terugkeert naar Nederland. De minderjarige, die 13 jaar oud is, wordt met instemming van zijn vader in een crisisopvang geplaatst. De moeder, die het eenhoofdig gezag heeft, haalt de minderjarige uit de crisisopvang en plaatst hem bij een tante. De rechtbank spreekt vervolgens de ondertoezichtstelling uit en verleent een machtiging tot plaatsing bij de tante. De vader verzoekt in hoger beroep om plaatsing van de minderjarige bij hem, aangezien hij de afgelopen jaren voor de minderjarige heeft gezorgd en nu weer in staat is om dat te doen. Het hof wijst het verzoek van de vader toe, omdat de minderjarige zelf heeft aangegeven weer bij zijn vader te willen wonen en de vader in staat is om voor hem te zorgen. Het hof vernietigt de eerdere beschikking van de rechtbank en verleent met ingang van 1 maart 2015 een machtiging tot plaatsing van de minderjarige bij de vader, tot 10 maart 2015. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.