ECLI:NL:GHDHA:2015:378

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
18 februari 2015
Publicatiedatum
25 februari 2015
Zaaknummer
200.156.642/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Husson
  • Van Kempen
  • Warnaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake kinderalimentatie en kostenveroordeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 18 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de kinderalimentatie en de kostenveroordeling van de man. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. drs. A. Motia, had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag van 6 juni 2013, waarin was bepaald dat hij € 136,- per maand moest betalen voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige, die bij de vrouw verblijft. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.H. Weermeijer, heeft het beroep bestreden en verzocht om de man in de proceskosten te veroordelen.

Tijdens de zitting op 15 januari 2015 heeft de man aangegeven zijn hoger beroep in te trekken. Het hof heeft vastgesteld dat de man te laat appel heeft ingesteld en dat de vrouw hierdoor onnodige kosten heeft moeten maken. Het hof heeft geoordeeld dat de procedure volstrekt nodeloos is gevoerd en heeft de man veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 648,-. Het hof heeft daarbij opgemerkt dat het de advocaat van de man zou sieren om deze kosten uit eigen middelen te dekken.

De uitspraak van het hof houdt in dat het hoger beroep wordt verworpen en dat de man in de kosten van het hoger beroep wordt veroordeeld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de vrouw de kosten kan vorderen, ook al is er nog geen definitieve uitspraak in de zaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 18 februari 2015
Zaaknummer : 200.156.642/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 12-8828
Zaaknummer rechtbank : C/09/431637
[De man],
wonende te [woonplaats],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. drs. A. Motia te Den Haag,
tegen
[de vrouw],
wonende te[woonplaats],
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. J.H. Weermeijer te Delft.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De man is op 26 september 2014 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 6 juni 2013 van de rechtbank Den Haag.
De vrouw heeft op 14 november 2014 een verweerschrift ingediend.
Bij het hof is voorts op 30 oktober 2014 van de zijde van de man een brief ingekomen van diezelfde datum met bijlagen.
De zaak is op 15 januari 2015 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat en een tolk in de Arabische taal, de heer Z. Hamidi;
- de vrouw, bijgestaan door haar advocaat.
Na de zitting zijn, volgens afspraak ter zitting, nog de volgende stukken bij het hof ingekomen:
- van de zijde van de man op 21 januari 2015 een V6 formulier met bijlagen;
- van de zijde van de vrouw op 23 januari 2015 een V6 formulier met bijlagen.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking. In die beschikking is, voor zover in hoger beroep van belang, bepaald dat de man met ingang van 6 juni 2013, voor de verzorging en opvoeding van de hierna te noemen minderjarige aan de vrouw, die de minderjarige verzorgt en opvoedt, zal betalen een bedrag van € 136,- per maand. Deze bepaling is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast:
  • partijen zijn gehuwd [in] 2011 te [plaats huwelijk];
  • uit dit huwelijk is het volgende thans nog minderjarige kind geboren:
[naam minderjarige], geboren [in] 2011 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: de minderjarige);
- de minderjarige verblijft bij de vrouw.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. In geschil is de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, (hierna ook: de kinderalimentatie).
2. In zijn beroepschrift verzoekt de man het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende het verzoek van de vrouw alsnog niet-ontvankelijk te verklaren althans af te wijzen en die beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de man aangegeven zijn hoger beroep in te trekken.
3. De vrouw bestrijdt het beroep. Zij verzoekt het hof bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad: de verzoeken van de man af te wijzen. Voorts verzoekt zij het hof de man te veroordelen in de door haar betaalde proceskosten, welke kunnen worden begroot op de hoogte van de eigen bijdrage, ingevolge de toevoeging afgegeven door de raad voor rechtsbijstand en de griffierrecht nota.
4. De vrouw heeft ter terechtzitting haar verzoek om de man in de proceskosten te veroordelen gehandhaafd. Zij heeft daartoe aangevoerd dat zij de man bij herhaling heeft verzocht het hoger beroep in te trekken omdat hij evident te laat was met het instellen daarvan. Voorts heeft zij er op gewezen dat aan de advocaat van de man, op diens verzoek, in mei 2014 alle processtukken zijn toegestuurd zodat hij zelf kon nagaan of de openbare betekening correct is verlopen. Desondanks heeft de man appel ingesteld en dientengevolge was de vrouw genoodzaakt zich daartegen te verweren. Gelet op deze omstandigheden is er in de visie van de vrouw aanleiding om de man te veroordelen in de proceskosten.
5. Nu de man ter terechtzitting het hoger beroep heeft ingetrokken zal het hof het hoger beroep verwerpen.
6. Ten aanzien van het verzoek van de vrouw de man te veroordelen in de proceskosten overweegt het hof het volgende. Ter terechtzitting is gebleken dat de man in april 2014 op de hoogte is geraakt van de echtscheidingsbeslissing en contact heeft opgenomen met zijn advocaat. Op 5 mei 2014 heeft de advocaat van man contact opgenomen met de advocaat van de vrouw en geïnformeerd naar de stand van zaken. Bij e-mailbericht van diezelfde datum (5 mei 2014) heeft de advocaat van de vrouw geantwoord dat hij van de rechtbank een verklaring van non-appel heeft ontvangen en dat hij de gemeente zal verzoeken tot inschrijving van de echtscheidingsbeschikking over te gaan. Op 13 mei 2014 heeft de advocaat van de man zijn confrère bericht dat hij de beschikking van 6 juni 2013 heeft ontvangen en heeft hij hem verzocht de stukken met betrekking tot de openbare betekening aan hem toe te sturen. Op 14 mei 2014 heeft de advocaat van de vrouw aan de advocaat van de man bericht dat de echtscheiding is ingeschreven in de registers en heeft hij aan hem een scan van het exploot toegestuurd. Op 26 september 2014 heeft de man hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 6 juni 2013. Op 30 september 2014 heeft de advocaat van de vrouw zijn confrère verzocht het hoger beroep in te trekken omdat de man te laat appel heeft ingesteld en de vrouw zich zal moeten verweren en bij verschijning een flink bedrag aan griffierecht zal moeten voldoen.
7. Uit de na de terechtzitting van 15 januari 2015 overgelegde stukken is het hof gebleken dat de advocaat van de vrouw op 7 oktober 2014, in reactie op het bericht van de advocaat van de man van 6 oktober 2014, heeft bericht dat de echtscheiding op 25 juni 2014 is gepubliceerd in de Staatscourant. Bij die gelegenheid heeft de advocaat van de vrouw de advocaat van man nogmaals verzocht het hoger beroep in te trekken.
8. Het hof ziet aanleiding om de man te veroordelen in de proceskosten in beroep. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de procedure volstrekt nodeloos gevoerd en is de man bij herhaling verzocht het hoger beroep in te trekken teneinde te voorkomen dat de vrouw onnodig kosten zou maken. Het hof hecht er in dat kader aan op te merken dat het de advocaat van de man ten zeerste zou sieren als hij deze door de man te betalen proceskosten uit eigen middelen voor zijn rekening zou nemen.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:
verwerpt het hoger beroep;
veroordeelt de man in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van de vrouw tot deze uitspraak begroot op € 648,- , gespecificeerd als volgt:
  • € 340,- eigen bijdrage;
  • € 308,- griffierecht;
en verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Husson, Van Kempen en Warnaar, bijgestaan door
mr. Zuidweg als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 februari 2015.