In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 18 februari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep over de kinderalimentatie en de kostenveroordeling van de man. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. drs. A. Motia, had hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag van 6 juni 2013, waarin was bepaald dat hij € 136,- per maand moest betalen voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige, die bij de vrouw verblijft. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.H. Weermeijer, heeft het beroep bestreden en verzocht om de man in de proceskosten te veroordelen.
Tijdens de zitting op 15 januari 2015 heeft de man aangegeven zijn hoger beroep in te trekken. Het hof heeft vastgesteld dat de man te laat appel heeft ingesteld en dat de vrouw hierdoor onnodige kosten heeft moeten maken. Het hof heeft geoordeeld dat de procedure volstrekt nodeloos is gevoerd en heeft de man veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 648,-. Het hof heeft daarbij opgemerkt dat het de advocaat van de man zou sieren om deze kosten uit eigen middelen te dekken.
De uitspraak van het hof houdt in dat het hoger beroep wordt verworpen en dat de man in de kosten van het hoger beroep wordt veroordeeld. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de vrouw de kosten kan vorderen, ook al is er nog geen definitieve uitspraak in de zaak.