Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- mevrouw [medewerkster raad] namens de raad;
- mevrouw [medewerkster gecertificeerde instelling] namens de gecertificeerde instelling.
- [kind I] , geboren op [geboortedatum] 2001 te [geboorteplaats] , en
- [kind II] , geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] ,
- partijen oefenen gezamenlijk het gezag over de minderjarigen uit;
- bij beschikking van 14 april 2010 van de rechtbank Rotterdam is de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de moeder bepaald;
- bij beschikking van 15 november 2010 van de rechtbank Rotterdam is bepaald dat de vader aan de moeder als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen zal uitkeren € 140,- per maand per kind;
- bij beschikking van 24 augustus 2011 van dit hof is bepaald dat de vader met ingang van 28 april 2011 als uitkering tot levensonderhoud van de moeder € 100,- per maand zal voldoen;
- partijen hebben op 8 februari 2012 een ouderschapsplan opgesteld, dat is opgenomen in beschikking van 6 juni 2012 van dit hof, waarin zij onder meer zijn overeengekomen dat de vader aan de moeder een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen voldoet van € 140,- per kind per maand;
- bij beschikking van 9 september 2014 van de rechtbank Rotterdam zijn de minderjarigen voorlopig onder toezicht gesteld voor de duur van drie maanden en is machtiging verleend tot plaatsing van de minderjarigen in een vorm van niet-geïndiceerde zorg (te weten bij de vader) voor de duur van vier weken;
- bij beschikking van 18 september 2014 van de rechtbank Rotterdam is de beschikking van 9 september 2014 gehandhaafd en de duur van de machtiging tot plaatsing van de minderjarigen in een vorm van niet-geïndiceerde zorg (te weten bij de vader) verlengd tot 9 december 2014;
- bij beschikking van 4 december 2014 van de rechtbank Rotterdam zijn de minderjarigen onder toezicht gesteld voor de duur van één jaar en is de duur van de machtiging tot plaatsing van de minderjarigen in een vorm van niet-geïndiceerde zorg (te weten bij de vader) verlengd tot 9 juni 2015.
- het hoger beroep te verwerpen en de bestreden beschikking te bekrachtigen met als aanvulling dat de kinderalimentatie met ingang van 1 september 2014 op nihil is gesteld;
- de moeder te veroordelen in de kosten van de procedure.
Hoofdverblijfplaats
Kinderalimentatie
Proceskosten
mr. Hogendoorn-Matthijssen als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
14 oktober 2015.