ECLI:NL:GHDHA:2015:3900

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
15 december 2015
Publicatiedatum
29 februari 2016
Zaaknummer
200.162.698/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding inzake echtscheiding en verdeling van huwelijksgemeenschap met betrekking tot bankafschriften en administratie

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat is ingesteld door de vrouw tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag. De vrouw vordert in hoger beroep de afgifte van bankafschriften en administratie van de man, die zij nodig heeft in het kader van de echtscheiding en de verdeling van de huwelijksgemeenschap. De rechtbank had eerder de man veroordeeld om binnen twee weken na het vonnis een kopie van een polis bij Centraal Beheer aan de vrouw te verstrekken, maar had de vorderingen van de vrouw in reconventie afgewezen. De vrouw stelt dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen, omdat de echtscheidingsbeschikking van 4 december 2013 in kracht van gewijsde is gegaan en zij recht heeft op de informatie die de man in zijn bezit heeft.

Het hof oordeelt dat de vrouw voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van een spoedeisend belang. De man heeft hoger beroep ingesteld tegen de echtscheidingsbeschikking, maar is niet-ontvankelijk verklaard, waardoor de beschikking definitief is. Het hof wijst de grieven van de vrouw toe en oordeelt dat de man verplicht is om de gevraagde bankafschriften en informatie over de polis te verstrekken. De man wordt veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van het arrest de gevraagde informatie te verstrekken, op straffe van een dwangsom. Het hof compenseert de proceskosten tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het arrest is gewezen op 15 december 2015.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling civiel, team familie
Zaaknummer : 200.162.698/01
Rol-/zaaknummer rechtbank : 476197/KG ZA 14/1292

arrest d.d. 15 december 2015

inzake
[de vrouw] ,
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. Th.A.H. van Blokland te Amersfoort,
tegen
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. H. Dijks te Enschede.

Het geding

De vrouw is bij exploot van 7 januari 2015 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag, op 15 december 2014 gewezen tussen de vrouw als eiseres in conventie, tevens gedaagde in reconventie en de man als gedaagde in conventie, tevens eiser in reconventie, hierna: het bestreden vonnis.
Voor de loop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar het bestreden vonnis.
Bij arrest van 10 februari 2015 heeft het hof een comparitie van partijen gelast. Deze is gehouden op 16 maart 2015. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt. De zaak is verwezen naar de rol van 12 mei 2015 voor het indienen van de memorie van grieven.
De vrouw heeft in haar memorie van grieven vijf grieven aangevoerd. Daarbij zijn het procesdossier in eerste aanleg (productie 1 tot en met 7) en nog drie producties overgelegd.
De man heeft bij memorie van antwoord ter rolzitting van 25 augustus 2015 tevens incidenteel appel ingesteld. Daarbij heeft de man vier producties overgelegd.
De vrouw heeft een memorie in het incidenteel appel ingediend.
Partijen hebben ieder hun procesdossier overgelegd en arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

1. In het bestreden vonnis heeft de voorzieningenrechter in conventie, uitvoerbaar bij voorraad, de man veroordeeld om binnen twee weken na het vonnis een kopie van de polis bij Centraal Beheer met nummer [(volgt nr.)] aan de vrouw te verstrekken, op straffe van een dwangsom. In reconventie heeft de voorzieningenrechter de vorderingen afgewezen. In conventie en in reconventie zijn de proceskosten gecompenseerd.
2. De vrouw vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, dat het bestreden vonnis zal worden vernietigd voor zover daarbij haar vorderingen zijn afgewezen en dat de man alsnog zal worden veroordeeld:
- om binnen twee dagen na betekening van het te dezen te wijzen arrest dagafschriften van bankrekeningen van de man bij de SNS Bank met de nummers [(volgt nr.)] en [(volgt nr.)] , alsmede van de Profijtrekening van de man bij de ING Bank met nummer [(volgt nr.)] te verstrekken, uit welke dagafschriften de saldi van de rekeningen per 30 januari 2013 dienen te blijken, met veroordeling van de man om de helft van die saldi aan de vrouw te betalen, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat de man niet aan deze veroordeling zal voldoen;
- om binnen twee dagen na het te wijzen arrest aan de vrouw een opgaaf van de afkoopwaarde per 30 januari 2013 van de polis bij Centraal Beheer met polisnummer [(volgt nr.)] dan wel [(volgt nr.)] te verstrekken, onder veroordeling van de man om de helft van de aldus blijkende waarde aan de vrouw te voldoen, zulks onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat de man in gebreke zal blijven om aan de veroordeling te voldoen;
- om binnen twee dagen na betekening van het te dezen te wijzen arrest de bankafschriften over de periode 30 juli 2012 tot 30 januari 2013 van de hiervoor vermelde bankrekeningen bij de SNS Bank, van de Profijtrekening bij de ING Bank met nummer [(volgt nr.)] en van de bankrekening bij de ING Bank onder nummer [(volgt nr.)] ten name van Inside (spaarrekening) over te leggen, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat de man aan de veroordeling niet zal voldoen;
- tot betaling van de proceskosten in beide instanties.
3. De man concludeert tot ontzegging aan de vrouw van haar vorderingen, met veroordeling van de vrouw in de kosten van beide instanties. In incidenteel appel vordert de man dat het hof de vrouw zal veroordelen tot afgifte aan de man van alle administratie uit de huwelijkse periode van 16 mei 2010 tot en met januari 2013, bestaande uit onder meer alle bankafschriften, polissen en stukken inzake de PGB-gelden, van zowel de man als de vrouw, binnen veertien dagen na het in dezen te wijzen arrest, alles op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat de vrouw in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen, met veroordeling van de vrouw in de proceskosten in beide instanties.
4. De vrouw concludeert tot afwijzing van de vorderingen van de man, met veroordeling van de man in de kosten van de procedure.
5. Het gaat in deze zaak, kort samengevat, om het volgende. De rechtbank heeft bij beschikking van 4 december 2013 de echtscheiding uitgesproken en de verdeling van de huwelijksgemeenschap vastgesteld. De huwelijksgemeenschap is ontbonden door de indiening van een verzoekschrift tot echtscheiding op 30 januari 2013. Deze beschikking is in kracht van gewijsde gegaan. Partijen strijden in hoger beroep met name nog over: de afgifte van onderscheiden bankafschriften en welke periode deze af te geven bankafschriften moeten betreffen, een polis bij Centraal Beheer en de afgifte van administratie van partijen door de vrouw aan de man.
Spoedeisend belang?
6. Het hof zal eerst de eerste grief van de man behandelen nu deze het meest verstrekkend is. De man voert hierin aan dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de vrouw voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Het kort geding vond plaats ongeveer een jaar na de echtscheidingsbeschikking. De vrouw zou desgewenst een bodemprocedure kunnen starten.
7. De vrouw voert aan dat zij mogelijk een procedure uit hoofde van benadeling van de huwelijksgemeenschap wil voeren, voor het instellen waarvan een termijn geldt. De man had de informatie al lang kunnen verstrekken.
8. Het hof is het met de voorzieningenrechter eens dat de vrouw voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Het betreft de uitwerking en uitvoering van hetgeen in de echtscheidingsbeschikking van 4 december 2013 is beslist. De man heeft tegen die beschikking hoger beroep ingesteld maar is door het gerechtshof Arnhem Leeuwarden bij beschikking van 6 juni 2014 niet-ontvankelijk verklaard in dit hoger beroep. Nu daarmee de echtscheidingsbeschikking in kracht van gewijsde is gegaan, staat vast waarop ieder van partijen aanspraak heeft. Het hof acht daarmee een spoedeisend belang bij de vorderingen die daarmee verband houden, gegeven, nu zij strekken tot uitvoering van datgene waarop partijen ingevolge de echtscheidingsbeschikking aanspraak kunnen maken. Van de vrouw kan niet gevergd worden dat zij daartoe een bodemprocedure moet aanspannen. Het hof passeert deze grief van de man.
De polis bij Centraal Beheer Achmea met (voorheen) nummer [(volgt nr.)]
9. In haar tweede grief voert de vrouw aan dat de voorzieningenrechter ten onrechte de vordering van de vrouw, om de helft van de waarde van de polis van de man bij Centraal Beheer Achmea onder nummer [(volgt nr.)] te voldoen, heeft afgewezen. Het betreft een lijfrentepolis die na 30 januari 2014 is voortgezet onder polisnummer [(volgt nr.)] . Deze polis vertegenwoordigde een zekere waarde, welke waarde na opgaaf door Centraal Beheer Achmea met de vrouw verrekend behoort te worden. De man heeft verzuimd om de afkoopwaarde per 30 januari 2013 op te vragen zodat hij alsnog daartoe moet worden veroordeeld met een veroordeling tot verrekening van de afkoopwaarde.
10. De man stelt dat de pensioenverzekering door Centraal Beheer in november 2013 is gewijzigd in een beleggingsverzekering. Een afkoop is niet mogelijk.
11. Het hof overweegt dat niet in geschil is dat de polis met nummer [(volgt nr.)] is omgezet in een polis met nummer [(volgt nr.)] . De rechtbank heeft in de beschikking van 4 december 2013 bepaald dat de polis aan de man wordt toegedeeld onder verrekening met de vrouw van de afkoopwaarde bij afkoop, dan wel de contante waarde bij voortzetting van de polis. De polis heeft, blijkens de overgelegde productie 2 bij memorie van antwoord per15 november 2013 een waarde van € 20.072,55. Het hof neemt aan, nu noch gesteld, noch gebleken is dat dit niet zo is, dat de polis per 30 januari 2013 reeds een bepaalde waarde had en deze komt voor verrekening in aanmerking, gelijk ook de rechtbank heeft beslist. De man heeft niet gesteld dat hij geen opgave van de waarde van deze (voortgezette) polis per 30 januari 2013 kan verkrijgen; ter zitting bij het hof heeft hij verklaard dat de afkoopwaarde van die polis zal worden opgevraagd. Dat de polis niet kan worden afgekocht, betekent niet dat de waarde daarvan niet moet worden gedeeld en de rechtbank heeft ook beslist dat de man dan de contante waarde met de vrouw moet verrekenen. De grief van de vrouw slaagt. De voorzieningenrechter heeft bepaald dat de man een kopie van de polis aan de vrouw moet verstrekken. Dit is iets anders dan een opgave van de waarde per 30 januari 2013. Het hof zal de vordering van de vrouw toewijzen, met dien verstande dat - zoals de rechtbank in de beschikking van 4 december 2013 heeft geoordeeld - de contante waarde van de polis moet worden opgevraagd nu deze niet kan worden afgekocht en dat de dwangsom zich niet uitstrekt tot de betaling door de man aan de vrouw van de helft van de waarde van de polis. De termijn van twee dagen acht het hof te kort. Het hof zal beslissen dat de man binnen veertien dagen aan deze veroordeling moet voldoen.
Het verstrekken van saldi van bankrekeningen en van bankafschriften
12. Het hof behandelt de derde en de vierde grief van de vrouw tezamen. Deze betreffen de verstrekking van de saldi van bankrekeningen per 30 januari 2013 en mutaties over een periode van zes maanden, voorafgaande aan 30 januari 2013. In de derde grief stelt de vrouw dat ten onrechte haar vordering tot overlegging door de man van bankafschriften (uit het petitum volgt dat het gaat om de afschriften van de volgende bankrekeningen: [(volgt nr.)] (SNS Bank), [(volgt nr.)] (SNS Bank), ING Profijtrekening [(volgt nr.)] ) waaruit blijkt van de mutaties op zijn bankrekeningen over de periode van 30 juli 2012 tot 30 januari 2013, is afgewezen. Alleen de man is in staat die te verstrekken want de rekeningen staan op zijn naam en hij heeft toegang tot de gegevens via internet. Ook kan hij, en niet de vrouw, de banken om de bankafschriften vragen.
In de vierde grief betoogt de vrouw dat ten onrechte de vorderingen zijn afgewezen tot het overleggen van bankafschriften, waaruit de saldi van de hiervoor vermelde rekeningen, alsmede van de spaarrekening ten name van Inside bij de ING Bank onder nummer [(volgt nr.)] , per 30 januari 2013 blijken. Voor zover deze grief ook nog over de lijfrenteverzekering bij Centraal Beheer met polisnummer [(volgt nr.)] gaat, verwijst het hof naar hetgeen hiervoor onder11 is overwogen.
13. De man stelt dat alle administratie nog in het bezit is van de vrouw. De man beschikt niet over bankafschriften. De man is nog in afwachting van door hem opgevraagde bankafschriften van de beide rekeningen bij SNS. De mutaties van de bankrekening [(volgt nr.)] en van de Inside rekening [(volgt nr.)] zijn in een procedure tussen de vrouw en de moeder van de man al overgelegd. De man legt de conclusie met producties uit die procedure over.
14. Het hof overweegt als volgt. Uit de overgelegde stukken volgt dat de vrouw thans beschikt over de bankafschriften van de Inside rekening [(volgt nr.)] en van de bankrekening met nummer [(volgt nr.)] . Uit de bankafschriften volgt dat er Profijtrekeningen (spaarrekeningen) aan deze bankrekeningen zijn gekoppeld, althans dat overschrijvingen hebben plaatsgevonden naar zogenaamde Profijtrekeningen. De man heeft ter zitting van het hof toegezegd na te vragen of er spaarrekeningen aan die bankrekeningen zijn gekoppeld. Het hof houdt de man aan die toezegging. Voor zover uit de ingewonnen informatie volgt dat er spaarrekeningen aan de genoemde bankrekeningen zijn gekoppeld geldt het volgende. De man heeft niet betwist dat alle genoemde rekeningen, dus ook spaarrekeningen, alleen op zijn naam staan en dat niet de vrouw, maar alleen hij, al dan niet via internet, de gegevens kan verkrijgen. Ook betwist de man niet dat hij gehouden is om inlichtingen te verschaffen over de bankrekeningen over de periode tot zes maanden voorafgaand aan 30 januari 2013, welke verplichting is gebaseerd op titel 7 van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. Het hof is van oordeel dat de grieven van de vrouw slagen en zal de vorderingen van de vrouw als na te melden toewijzen.
Vordering tot afgifte van administratie door de vrouw aan de man
15. De man betoogt in zijn tweede grief dat de voorzieningenrechter ten onrechte zijn vordering tot afgifte van de administratie aan de man door de vrouw heeft afgewezen. De vrouw had deze op 4 december 2013 nog onder zich. De administratie bevond zich niet in de door de vrouw aan de man afgegeven dozen.
16. De vrouw voert aan dat de overdracht van de zaken aan de man heeft plaatsgevonden in het bijzijn van getuigen, die voor ontvangst hebben getekend. De vrouw verwijst naar productie 5 bij de memorie van grieven, waarbij door de getuigen getekende lijsten, bevattende een inhoudsopgave van de aan de man afgegeven dozen. Voor zover het om papieren administratie ging heeft de man deze ontvangen. Bij de vrouw is niets achtergebleven dat voor de man is bestemd. De man heeft tot dat de vrouw de procedure aanhangig maakte niet geklaagd over het door hem niet ontvangen van de administratie.
17. Het hof overweegt dat uit de door de vrouw overgelegde, door getuigen ondertekende lijsten, volgt dat een groot aantal zaken, waaronder ordners, aan de man is afgegeven. In de echtscheidingsbeschikking wordt melding gemaakt van de instemming van de vrouw met afgifte van de persoonlijke spullen van de man. Het is dan ook niet zo dat uit de echtscheidingsbeschikking volgt dat die spullen op de datum van de beschikking nog onder de vrouw berusten. Alhoewel de beschikking geen melding maakt van de datum van de mondelinge behandeling, leidt het hof uit de omstandigheid dat de afgifte van de dozen op 9 november 2013 heeft plaatsgevonden, af dat dit is gebeurd naar aanleiding van afspraken die tijdens de mondelinge behandeling daaraan voorafgaande zijn gemaakt. Dat de vrouw nu nog zou beschikken over administratie van de man is door haar betwist en door de man niet aannemelijk gemaakt. Dat de bedoelde bescheiden aan de man zijn toegedeeld in het kader van de verdeling van de huwelijksgemeenschap betekent niet dat die bescheiden daarom nog onder de vrouw zouden berusten. Kortom, het hof kan niet vaststellen of onder de vrouw nog administratie berust als gesteld. In een kort gedingprocedure is geen plaats voor het leveren van bewijs. De tweede grief van de man wordt daarom gepasseerd.
Bewijsaanbod
18. Aan het bewijsaanbod van de man, wat daar ook van zij, gaat het hof voorbij omdat zoals hiervoor al is overwogen in een kort gedingprocedure voor bewijslevering geen plaats is.
Proceskosten
19. Beide partijen grieven (vijfde grief vrouw en derde grief man) over het feit dat de voorzieningenrechter niet de man respectievelijk de vrouw heeft veroordeeld in de proceskosten. De gronden die ieder van partijen aanvoert waarom de beslissing niet terecht is, acht het hof onvoldoende om tot een ander oordeel daarover te komen. Partijen zijn ex-echtelieden. Het hof acht een compensatie van kosten, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, op zijn plaats.
20. Dit leidt tot de volgende beslissing.

Beslissing

Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis en, opnieuw rechtdoende:
1. veroordeelt de man om binnen veertien dagen na betekening van dit arrest dagafschriften uit welke dagafschriften de saldi van de rekeningen per 30 januari 2013 dienen te blijken, van bankrekeningen van de man bij:
- de SNS Bank met de nummers [(volgt nr.)] en [(volgt nr.)] , alsmede,
- indien de man niet binnen genoemde termijn van veertien dagen aantoont dat aan de bankrekening bij de ING Bank met nummer [(volgt nr.)] geen spaarrekening (profijtrekening is verbonden): van de Profijtrekening van de man bij de ING Bank met nummer [(volgt nr.)] te verstrekken;
2. met veroordeling van de man om de helft van de saldi van die bank-/spaarrekeningen aan de vrouw te betalen;
3. veroordeelt de man om binnen veertien dagen na het te wijzen arrest aan de vrouw een opgaaf van de contante waarde per 30 januari 2013 van de polis bij Centraal Beheer met polisnummer [(volgt nr.)] dan wel thans [(volgt nr.)] te verstrekken;
4. met veroordeling van de man om de helft van de aldus blijkende waarde aan de vrouw te voldoen;
5. veroordeelt de man om binnen veertien dagen na betekening van het te dezen te wijzen arrest aan de vrouw over te leggen: de bankafschriften van de hiervoor vermelde bankrekeningen bij de SNS Bank, en, indien de man niet binnen genoemde termijn van veertien dagen aantoont dat aan de bankrekening bij de ING Bank met nummer [(volgt nr.)] en aan de bankrekening ten name van Inside bij de ING Bank onder nummer [(volgt nr.)] geen spaarrekeningen (Profijtrekening) is/zijn verbonden: van de Profijtrekening bij de ING Bank onder nummer [(volgt nr.)] en van de spaarrekening, verbonden aan de bankrekening ten name van Inside bij de ING Bank onder nummer [(volgt nr.)] , alles over de periode 30 juli 2012 tot 30 januari 2013;
6. bepaalt dat de man, indien hij nalaat om binnen een termijn van veertien dagen na betekening van dit arrest aan de man te voldoen aan de hiervoor onder 1, 3 en 5 vermelde veroordelingen, voor ieder nalaten een dwangsom zal verbeuren van € 100,- per dag en per niet nagekomen veroordeling, met een maximum van € 5.000,-;
7. verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
8. compenseert de proceskosten tussen partijen aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
9. wijst af het in hoger beroep meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.A. Mink, C. van Nievelt en P.B. Kamminga en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 december 2015 in aanwezigheid van de griffier.