Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 15 december 2015
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
Algemeen
Rechtsvraag
Testament
3. De sub C.2. bedoelde vordering dient binnen vijftien maanden na mijn overlijden schriftelijk te worden vastgesteld op basis van het hiervoor onder D.1 en 2 bepaalde en direct na vaststelling te worden uitgekeerd.
.....
5. Indien de onroerende goederen binnen twee jaar na mijn overlijden ..... voor een hogere prijs dan de taxatiewaarde worden verkocht, dient de sub C.2 bedoelde vordering opnieuw te worden vastgesteld met inachtneming van de hiervoor bedoelde hogere opbrengst. De heer [zoon drie] [naam] ontvangt alsdan binnen twee weken na realisatie van de hogere opbrengst het verschil tussen het bedrag dat hij reeds heeft ontvangen en de hogere waarde van zijn opnieuw vastgestelde vordering.
.....
7. Indien één of meer van mijn erfgenamen de hiervoor gemaakte verdeling schriftelijk betwist(en), stel ik hem of hen in de legitieme en benoem ik tot erfgenamen van het daardoor vrijkomende gedeelte van mijn nalatenschap mijn overige erfgenamen.”.
Erflater
Aangifte voor het recht van successie
Appellanten: het testament van erflater geeft niet zijn bedoeling weer
Uitleg testament
“Voorts dat het de bedoeling van erflater is geweest dat ook niet alleen de meerwaarde maar ook de onderwaarde van de tot de nalatenschap behorende bestanddelen gelijkelijk over de erfgenamen dient te worden verdeeld.”.
Standpunt appellanten
- appellanten bestrijden het testament voor zover de inhoud en strekking daarvan in strijd is met de wil van erflater, inhoudende dat alle kinderen eenzelfde aandeel verkrijgen in zijn nalatenschap, waarbij ieders deel dezelfde waarde heeft;
- de wil van erflater was er primair op gericht dat geïntimeerde geen bemoeienis zou kunnen verkrijgen bij het beheer en de afwikkeling van de nalatenschap, aangezien hij bij de afwikkeling van een nalatenschap van een oom voor grote problemen heeft gezorgd;
- naar de mening van appellanten had de rechtbank op grond van de afgelegde getuigenverklaringen niet anders kunnen concluderen dan dat de inhoud van het testament niet in overeenstemming is met de wil van erflater.
- volgens artikel 4:46 lid 2 BW mogen daden of verklaringen van de erflater buiten de uiterste wil slechts dan voor uitleg van een beschikking worden gebruikt, indien deze zonder die daden of verklaringen geen duidelijke zin heeft. Dit is in het onderhavige zaak niet het geval;
- de vordering van geïntimeerde wordt namelijk vastgesteld aan de hand van de waarde van de bestanddelen op het moment van overlijden van erflater;
- als gevolg van het onverdeeld laten van de goederen der nalatenschap door appellanten, is er een verschil ontstaan tussen de hoogte van de vordering van geïntimeerde en de uiteindelijke waarde van de erfdelen van appellanten;
- erflater heeft gewild dat geïntimeerde zich niet met de verdeling van diens nalatenschap kon bemoeien. Van enige bijzondere omstandigheden was bij het opstellen van de uiterste wil geen sprake.
Testament is duidelijk
de wil van erflater was er primair op gericht dat geïntimeerde geen bemoeienis zou kunnen verkrijgen bij het beheer en de afwikkeling van de nalatenschap, aangezien hij bij de afwikkeling van een nalatenschap van een oom voor grote problemen heeft gezorgd.
erflater heeft gewild dat geïntimeerde zich niet met de verdeling van diens nalatenschap kon bemoeien.
- het is een ouderlijke verdeling analoog aan het burgerlijk wetboek oud. Het is een verdeling bij voorraad. Bij verkoop van onroerend goed is de handtekening niet vereist. [zoon drie] is hiermee buiten de verdeling gehouden.
- de bedoeling van erflater is geweest alle kinderen gelijk te behandelen. Het is wel een verdeling bij voorbaat waarbij het vermogen is toegedeeld aan vier kinderen;
- [zoon drie] krijgt wel zijn normale erfdeel maar zal niet in de gelegenheid worden gesteld om zich in te laten met de verdeling en verkoop van vermogensbestanddelen.
Aanvulling testament
De problematiek is wel aan de orde geweest. Toen steeg het onroerend goed in waarde.”.