In deze zaak gaat het om de afwikkeling van het huwelijksvermogensregime van partijen, die onderworpen zijn aan Marokkaans recht. De vrouw heeft op 5 september 2014 hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Rotterdam van 12 juni 2014. De man heeft op 16 oktober 2014 een verweerschrift ingediend, waarin hij tevens incidenteel appel heeft ingesteld. Tijdens de zitting op 20 februari 2015 hebben beide partijen hun petitum aangepast. De vrouw verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende, uitvoerbaar bij voorraad, te beslissen. De man verzoekt eveneens om vernietiging van de bestreden beschikking, maar met andere stellingen. Het hof heeft de feiten vastgesteld, waaronder de echtscheiding op 6 januari 2014 en de onduidelijkheid over de eigendom van een woning in Marokko. Het hof oordeelt dat de bestreden beschikking op verschillende punten moet worden vernietigd, waaronder de toewijzing van de schuld aan de Sociale Verzekeringsbank en de afwijzing van de huurschuld. Het hof heeft de man veroordeeld tot betaling van € 240,- aan de vrouw wegens huurachterstand, en de proceskosten van het incidenteel appel gecompenseerd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de overige verzoeken zijn afgewezen.