In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 17 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte was beschuldigd van het rijden onder invloed van alcohol op 31 maart 2013 te Rotterdam. Tijdens de terechtzitting was de verdachte niet aanwezig, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. J.J.E. Stout. De advocaat-generaal, mr. B.M. van Heemst, vorderde bevestiging van het vonnis van de politierechter. De raadsvrouw voerde aan dat de opgelegde straf te zwaar was. Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van de bewijsstukken, waaronder een proces-verbaal van de politie en een ademanalyse. Het hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het ten laste gelegde feit, namelijk het rijden met een alcoholgehalte van 870 microgram per liter uitgeademde lucht, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet ligt. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde een geldboete op van € 900,00, met als alternatief 18 dagen hechtenis bij niet-betaling. Daarnaast werd de verdachte voor de duur van zes maanden de bevoegdheid ontzegd om motorrijtuigen te besturen. Het hof hield rekening met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor andere strafbare feiten. De uitspraak werd gedaan met de mogelijkheid voor de verdachte om binnen veertien dagen beroep in cassatie in te stellen.