In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 18 december 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte was beschuldigd van het rijden onder invloed van alcohol en het besturen van een voertuig zonder geldig rijbewijs. De feiten vonden plaats op 3 mei 2015 te Hoogvliet, waar de verdachte, na het nuttigen van alcoholhoudende drank, een personenauto bestuurde. Tijdens een controle door de politie bleek dat de verdachte een alcoholgehalte van 455 microgram per liter uitgeademde lucht had, wat aanzienlijk boven de toegestane limiet ligt. Tevens was het rijbewijs van de verdachte ongeldig verklaard, wat hij niet had opgemerkt.
Tijdens de zitting was de verdachte niet aanwezig, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, die bezwaar maakte tegen de opgelegde straf. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het eerdere vonnis en een gevangenisstraf van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, en een voorwaardelijke geldboete van € 550,00. Het hof oordeelde dat het eerdere vonnis niet in stand kon blijven en dat de verdachte schuldig was aan de ten laste gelegde feiten.
Het hof legde de verdachte een gevangenisstraf op van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie maanden. De beslissing was gebaseerd op de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die eerder al voor soortgelijke feiten was veroordeeld. Het hof benadrukte de verantwoordelijkheid van de verdachte als verkeersdeelnemer en de noodzaak om de verkeersveiligheid te waarborgen.