ECLI:NL:GHDHA:2015:4036

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
9 oktober 2015
Publicatiedatum
1 oktober 2020
Zaaknummer
2200186715
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstrekking van schadelijke stoffen en de gevolgen daarvan voor de gezondheid van het slachtoffer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 9 oktober 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die eerder door de rechtbank 's-Gravenhage was veroordeeld. De verdachte was beschuldigd van het verstrekken van een zelfgemaakt ‘speedbommetje’ aan een slachtoffer, wat leidde tot zwaar lichamelijk letsel. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 februari 2010 in 's-Gravenhage opzettelijk schadelijke stoffen heeft verstrekt aan het slachtoffer, wat resulteerde in acuut nier- en leverfalen. De verdachte was eerder vrijgesproken van andere tenlasteleggingen, maar het hof oordeelde dat de verdachte wel degelijk schuld had aan het letsel van het slachtoffer door roekeloosheid en nalatigheid. De advocaat-generaal had een gevangenisstraf van 9 maanden geëist, maar het hof heeft uiteindelijk de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De uitspraak is gedaan in het kader van artikel 308 van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel door schuld. Het hof heeft de eerdere uitspraak van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij de verdachte werd vrijgesproken van de primair en subsidiair ten laste gelegde feiten, maar wel schuldig werd bevonden aan het meer subsidiair ten laste gelegde feit.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001867-15
Parketnummer: 09-900166-10
Datum uitspraak: 9 oktober 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep van de verdachte tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 16 november 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

[Geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en -na verwijzing van de zaak door de Hoge Raad der Nederlanden- het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 25 september 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder primair en subsidiair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het meer subsidiair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 300 dagen, waarvan 50 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaren, waarbij naast algemene voorwaarden bijzondere voorwaarden zijn opgelegd zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep. Voorts is beslist omtrent de in beslag genomen goederen zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft in hoger beroep de verdachte vrijgesproken van het onder feit 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde en heeft de verdachte ter zake van het onder 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand.
Voorts is de teruggave van de in beslag genomen goederen gelast zoals opgenomen in het arrest.
De advocaat-generaal heeft tegen voornoemd arrest beroep in cassatie ingesteld. Het beroep is beperkt tot de vrijspraak van het onder 1 tenlastegelegde.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft de bestreden uitspraak vernietigd, uitsluitend voor wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Omvang van het hoger beroep
Gelet op voormelde procesgang is met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad der Nederlanden bij arrest van 14 april 2015 het vonnis waarvan beroep aan het oordeel van het hof onderworpen voor wat betreft het onder 1 ten laste gelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
Zij op of omstreeks 22 februari 2010 te 's Gravenhage waren heeft verkocht en/of te koop aangeboden en/of afgeleverd en/of uitgedeeld, wetende dat die waren voor het leven en/of de gezondheid schadelijk waren, terwijl zij dat schadelijke karakter heeft verzwegen, immers heeft zij verdachte (een) hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende amfetamine (speed) en/of MDMA en/of MDA (XTC) en/of 4-hydroxyboterzuur (GHB) en/of enig (andere) schadelijke stof uitgedeeld en/of verstrekt aan [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2] en/of één of meer (ander(e)) perso(o)n(en); (art. 174 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair, in dien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Zij op of omstreeks 22 februari 2010 te 's-Gravenhage opzettelijk mishandelend (een) hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende amfetamine en/of MDMA en/of MDA en/of 4-hydroxyboterzuur en/of enig (andere) schadelijke stof (ter inname) heeft verstrekt aan [slachtoffer1] en/of [slachtoffer2], ten gevolge waarvan:
- die [slachtoffer1] enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden en/of
- die [slachtoffer2] zwaar lichamelijk letsel (te weten: nier- en/of leverfalen), althans enig lichamelijk letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Zij op of omstreeks 22 februari 2010 te 's-Gravenhage roekeloos, althans grovelijk, in elk geval aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig (een) hoeveelhe(i)d(en) van (een) materia(a)l(en) bevattende amfetamine (speed) en/of MDMA en/of MDA en/of 4-hydroxyboterzuur en/of enig (andere) schadelijke stof (ter inname) heeft verstrekt aan [slachtoffer2], waardoor het aan haar schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer2] zwaar lichamelijk letsel (te weten: nier- en/of leverfalen) heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van deze was ontstaan.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Het hof is – evenals de rechtbank en conform de vordering van de advocaat-generaal en het betoog van de raadsman – van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan de verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Meer subsidiair:
Zij op
of omstreeks22 februari 2010 te 's-Gravenhage
roekeloos, althans grovelijk, in elk gevalaanmerkelijk onvoorzichtig
en/of onachtzaam en/of nalatig (een
)hoeveelhe
(i
)d
(en)van
(een
)materia
(a
)l
(en)bevattende amfetamine (speed)
en/of MDMA en/of MDA en/of 4-hydroxyboterzuur en/of enig (andere) schadelijke stof (ter inname)heeft verstrekt aan [slachtoffer2], waardoor het aan haar schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer2] zwaar lichamelijk letsel (te weten: nier- en/of leverfalen) heeft bekomen
, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van deze was ontstaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman – overeenkomstig zijn overgelegde en aan het proces-verbaal gevoegde pleitnota – zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het meer subsidiair ten laste gelegde, nu niet kan worden geconcludeerd dat sprake is geweest van aanmerkelijke onvoorzichtigheid, onachtzaamheid of nalatigheid in de zin van artikel 308 van het Wetboek van Strafrecht en dat de verdachte op dit punt beter had moeten weten.
Het hof overweegt allereerst dat bij de beoordeling van het meer subsidiair tenlastegelegde, of het – kort gezegd – aan verdachtes schuld te wijten is dat [slachtoffer2] zwaar lichamelijk letsel, dan wel lichamelijk letsel als genoemd in artikel 308 van het Wetboek van Strafrecht, heeft opgelopen, doordat de verdachte drugs aan [slachtoffer2] heeft verstrekt, het met name gaat om de vraag of van die verstrekking van de speed aan de verdachte een zodanig verwijt kan worden gemaakt dat deze als tenminste aanmerkelijk onvoorzichtig of aanmerkelijk onachtzaam of nalatig moet worden aangemerkt. Het hof dient bij deze beoordeling uit te gaan van de gemiddelde mens in dit geval van de gemiddelde drugsgebruiker.
De verdachte gebruikte naar eigen zeggen regelmatig drugs en kan naar het oordeel van het hof derhalve gezien worden als een gemiddelde drugsgebruiker.
Het hof overweegt voorts dat de stoffen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, waartoe ook amfetamine behoort, door de wetgever worden beschouwd als drugs waarvan het gebruik een onaanvaardbaar risico voor de (volks)gezondheid oplevert. Dit risico mag derhalve als bekend worden verondersteld, ook bij de verdachte. De veronderstelling dat ook de verdachte op de hoogte was van de risico’s wordt bovendien ondersteund door haar verklaring ter terechtzitting in eerste aanleg, inhoudende dat zij nooit drugs zou geven aan minderjarige meisjes, omdat zij weet dat dat risico’s met zich mee brengt. Desondanks heeft de verdachte aan een zeventienjarig meisje dat niet veel ervaring had met het gebruik van harddrugs, een zelfgemaakt ‘speedbommetje’ verstrekt waarvan haar het gewicht en de precieze samenstelling niet bekend was. Daarmee heeft zij welbewust onaanvaardbare risico’s genomen. Het hof weegt in het bijzonder mee dat de verdachte – die door haar leeftijd en haar ervaring in het gebruik van drugs al een zeker overwicht had – [slachtoffer2] heeft aangemoedigd door te zeggen ‘dat het leuk was’, ‘dat het geen kwaad kon’ en dat de werkzame stof dezelfde was als die in ADHD-pillen.
Het hof acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte schuld heeft gehad aan het zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer2] en dat die schuld heeft bestaan in aanmerkelijke onvoorzichtigheid. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het meer subsidiair bewezen verklaarde levert op:

Aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Het is aan de verdachte haar schuld te wijten dat [slachtoffer2] zwaar lichamelijk letsel heeft bekomen, door aan haar een zelfgemaakt ‘speedbommetje’ te verstrekken. Als gevolg daarvan heeft [slachtoffer2] een amfetamine-intoxicatie opgelopen, waardoor sprake was van acuut nier- en leverfalen. Daar waar de verdachte juist [slachtoffer2] had moeten wijzen op de risico’s heeft de verdachte de risico’s gebagatelliseerd en onjuiste voorlichting gegeven. Door haar handelen heeft de verdachte de lichamelijke gezondheid en integriteit van [slachtoffer2] ernstig aangetast. Blijkens haar verklaring bij de rechter-commissaris op 9 maart 2011 heeft [slachtoffer2] met name ernstige psychische klachten aan het gebeurde overgehouden.
Het hof heeft in het voordeel van de verdachte acht geslagen op een uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 september 2015, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
Het hof heeft voorts in aanmerking genomen dat de verdachte bij arrest van 7 februari 2013 de verdachte ter zake van het onder 2 ten laste gelegde heeft veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met aftrek van voorarrest.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op artikel 308 van het Wetboek van Strafrecht, zoals dat rechtens geldt dan wel gold.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het meer subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. C.G.M. van Rijnberk,
mr. M.J.J. van den Honert en mr. B.P. de Boer, in bijzijn van de griffier mr. S.D. Riggelink.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 9 oktober 2015.
Mr. B.P. de Boer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.