ECLI:NL:GHDHA:2015:488

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 februari 2015
Publicatiedatum
6 maart 2015
Zaaknummer
200.157.006
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding inzake nakoming omgangsregeling tussen ouders

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding betreffende de nakoming van een omgangsregeling tussen de man en de vrouw, die ouders zijn van gezamenlijke kinderen. De man is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam, waarin de vrouw een vordering had ingesteld tot nakoming van de omgangsregeling. De vrouw stelt dat de man zich niet aan de afspraken houdt, wat volgens haar niet in het belang van de kinderen is. Het hof overweegt dat de omgangsregeling in beginsel stipt nagekomen dient te worden, en dat de man alleen in overleg met de vrouw van deze regeling mag afwijken als er zwaarwichtige redenen zijn. Het hof benadrukt dat de verplichting tot omgang met de kinderen op de man rust en dat hij zijn onderneming zodanig moet inrichten dat hij aan de omgangsregeling kan voldoen. Het hof vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter voor zover het een dwangsom aan de nakoming van de omgangsregeling verbond, en wijst de vordering van de vrouw tot het opleggen van een dwangsom af. Tevens compenseert het hof de proceskosten, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling civiel
Zaaknummer : 200.157.006
Zaak-/rolnummer rechtbank : C/10/458066/KG ZA 14-808

arrest van de familiekamer d.d. 24 februari 2015

inzake
[de man],
wonende te[woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. C.C.J.L. Huurman te Rotterdam,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
niet verschenen.

Het verloop van het geding

Bij exploot van 30 september 2014 is de man in hoger beroep gekomen van het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam van 10 september 2014 tussen partijen gewezen.
Voor het verloop van de zaak in eerste aanleg verwijst het hof naar hetgeen de voorzieningenrechter daaromtrent in het bestreden vonnis heeft gesteld.
De man heeft in zijn exploot de grieven geformuleerd tegen het bestreden vonnis.
Ter rolzitting van 21 oktober 2014 is tegen de vrouw verstek verleend.
Ter rolzitting van 6 januari 2015 heeft de man zijn stukken gefourneerd en arrest gevraagd.

De beoordeling van het geschil

Algemeen
1. Voor zover tegen de feiten geen grief is gericht gaat het hof uit van de feiten zoals deze door de voorzieningenrechter zijn vastgelegd.
2. Door de man wordt gevorderd: dat het gerechtshof, voor zover de wet toelaat uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis in kort geding zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende:
I. primair:
[de vrouw] niet ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen;
subsidiair:
de vorderingen van [de vrouw] af te wijzen;
meer subsidiair;
de vordering van [de vrouw] ten aanzien van de dwangsom af te wijzen;
de omgangsregeling zoals deze tussen partijen is vastgesteld op te schorten;
II. [de vrouw] te veroordelen in de kosten van beide instanties.
Nakoming omgangsregeling
3. De vrouw heeft in kort geding nakoming gevraagd van de tussen partijen overeengekomen omgangsregeling. De vrouw is van mening dat de man geen dan wel onregelmatig uitvoering geeft aan de omgangsregeling. De vrouw acht dit niet in het belang van de kinderen.
Grondslag
4. Het hof overweegt als volgt. Het kind heeft het recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. De niet met het gezag belaste ouder heeft het recht en de verplichting tot omgang met zijn kind. De wetgever heeft hiermee tot uitdrukking willen brengen dat afspraken tussen ouders over omgang en een door de rechter vastgestelde omgangsregeling moeten worden nagekomen door beide ouders, derhalve ook door de niet met gezag belaste ouder.
5. Op de rechter rust een zware inspanningsverplichting om het wederzijdse recht op omgang tussen de ouder en het kind daadwerkelijk tot stand te laten komen. Omgang is een verplichting van beide ouders richting hun kinderen. De sleutel van de problematiek rond omgangsrecht ligt in beginsel bij de ouders zelf. Om partijen te dwingen om hun afspraken na te komen met betrekking tot de omgang kan en moet de rechter soms een dwangsom opleggen.
Grieven van de man
6. Gezien de onderlinge samenhang van de grieven bespreekt het hof de grieven van de man gezamenlijk. Door de man wordt betwist dat de kinderen lijden onder de wijze waarop hij thans uitvoering geeft aan de omgangsregeling. Voorts is de man van mening dat er geen spoedeisend belang aanwezig is. De voorzieningenrechter is ten onrechte tot de conclusie gekomen dat er slechts onregelmatig omgang is tussen de man en de kinderen. Als hij de omgangsregeling niet nakomt is daarvoor een goede reden. De man heeft een eigen onderneming en is daardoor niet altijd in staat zich te houden aan de overeengekomen omgangsregeling. Voorts is de man het niet eens met de dwangsom die de voorzieningenrechter verbonden heeft aan het bestreden vonnis.
7. Het hof overweegt als volgt. De aard van de vordering acht het hof spoedeisend nu het belang van de kinderen direct daarmee is gemoeid. Op de man rust de verplichting tot omgang met zijn kinderen. Van hem kan worden verlangd dat hij in beginsel de omgangsregeling stipt nakomt. Alleen wanneer er zwaarwichtige redenen zijn kan de man van de overeengekomen omgangsregeling afwijken en slechts in overleg met de vrouw. Bij de afweging van de belangen dient rekening te worden gehouden met de belangen van: de kinderen, de vrouw en de man. Het enkele feit dat de man een eigen onderneming heeft rechtvaardigt niet dat hij geen uitvoering behoeft te geven aan de omgangsregeling. Juist met een eigen onderneming kan men de werkzaamheden zodanig inrichten dat de omgangsregeling kan worden nagekomen. Uit de gewisselde stukken volgt dat de verstandhouding tussen de man en de vrouw is vertroebeld. Van beide partijen kan worden verlangd dat zij gaan werken aan een verbetering van hun communicatie met betrekking tot het ouderschap. De onderhavige kort geding procedure leent zich er niet voor om hier nader op in te gaan. Gezien de verstoorde verhouding en het feit dat de vrouw niet in appel is verschenen rechtvaardigt dit, dat aan de vordering tot nakoming, op
dit momentnog geen dwangsom behoeft te worden verbonden. In zoverre tref de grief van de man doel.
Proceskosten
8. Gezien de aard van het geschil acht het hof het redelijk en billijk dat de proceskosten in appel worden gecompenseerd en wel in die zin dat ieder der partijen zijn eigen kosten draagt.

Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam van 10 september 2014 voor zover de rechtbank aan de nakoming van de omgangsregeling een dwangsom heeft verbonden en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst af de vordering van de vrouw met betrekking tot het opleggen van een dwangsom indien de man de omgangsregeling niet of niet correct nakomt;
compenseert de proceskosten en wel in die zin dat ieder der partijen zijn eigen kosten draagt;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.N. Labohm, A.E. Sutorius-van Hees en C.M. Warnaar en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 februari 2015 in aanwezigheid van de griffier.