ECLI:NL:GHDHA:2015:505

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
17 maart 2015
Publicatiedatum
9 maart 2015
Zaaknummer
200.138.657-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake koopovereenkomst van regenkleding met gebreken en reclametermijn

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarin zijn vorderingen tot ontbinding van een koopovereenkomst en schadevergoeding werden afgewezen. [appellant] had in 2012 een partij regenkleding gekocht van [geïntimeerde] voor € 7.800, maar stelde dat de geleverde goederen niet voldeden aan de afgesproken kwaliteitseisen. De rechtbank oordeelde dat [appellant] onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn claims en dat hij niet tijdig had gereclameerd volgens de Algemene Verkoop en Leveringsvoorwaarden van [geïntimeerde]. In hoger beroep herhaalt [appellant] zijn grieven en stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat hij niet tijdig heeft gereclameerd. Het hof oordeelt dat [appellant] de reclametermijn van acht dagen heeft overschreden en dat hij de gebreken bij normale oplettendheid had moeten ontdekken. Het hof wijst de vorderingen van [appellant] af en bekrachtigt het vonnis van de rechtbank, waarbij [appellant] ook in de proceskosten wordt veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.138.657/01
Zaaknummer rechtbank : 2004845 \ CV EXPL 13-653

arrest van 17 maart 2015

inzake

[appellant],

wonende te Delft,
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. J.W. Stok te Delft,
tegen

[geïntimeerde],

wonende te Spijkenisse,
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. M. Bonarius te Rotterdam.

Het geding

Bij exploot van 28 november 2013 is [appellant] in hoger beroep gekomen van een door de rechtbank Rotterdam, team kanton, locatie Rotterdam, tussen partijen gewezen vonnis van 27 september 2013. [appellant] heeft vervolgens op 17 januari 2014 een herstelexploot aan [geïntimeerde] doen betekenen.
Bij memorie van grieven met producties heeft [appellant] negen grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord met producties heeft [geïntimeerde] de grieven bestreden.
Vervolgens heeft geïntimeerde de stukken overgelegd en hebben partijen arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

1. Het gaat in deze zaak om het volgende:
1.1
[geïntimeerde] heeft in 2012 aan [appellant] een partij van ca. 19.735 stuks regenkleding en regenjacks verkocht en geleverd tegen een koopprijs van € 7.800,= excl. BTW.
1.2
Voordat de koopovereenkomst werd gesloten hebben partijen de loods bezocht waar de partij was opgeslagen en heeft [appellant] een paar willekeurige dozen geopend en de kleding er uitgehaald en bekeken.
1.3
[geïntimeerde] heeft aan [appellant] een factuur gezonden die als datum 23 februari 2012 vermeldt en voorts onder meer inhoudt:
“Aan u geleverd partij assortie Disney regenkleding
ruim 15.000 stuks, door elkaar.
goederen conform de Disney kwaliteits en norm(…)
Alle leveringen geschieden volgens voorwaarden gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel te Rotterdam
Handelsregister nr 24227455
Reclames binnen 8 dagen (…)”
1.4
De Algemene Verkoop en Leveringsvoorwaarden die [geïntimeerde] in het geding heeft gebracht, houden onder meer in:
“Reclames dienen uiterlijk 8 dagen na ontvangst van de geleverde goederen te zijn ingediend. (…) Indien de reclame gegrond blijkt, zal de verkoper (…) het recht hebben, hetzij aan te bieden de gereclameerde goederen terug te nemen en daarna te vervangen door soortgelijke goederen, danwel de koper te crediteren voor ten hoogste de factuurwaarde, zonder tot enige andere of meerdere schadevergoeding gebonden te zijn. (…)”
1.5
[appellant] heeft in eerste aanleg ontbinding, subsidiair vernietiging, van de overeenkomst gevorderd, alsmede veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van schadevergoeding, buitengerechtelijke incassokosten, rente en proceskosten, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad. [appellant] legde daaraan ten grondslag dat [geïntimeerde] wanprestatie had gepleegd aangezien de kleding niet voldeed aan de Disney kwaliteit en norm en voorts dat [appellant] bij het aangaan van de overeenkomst had gedwaald omtrent de kwaliteit.
1.6
De rechtbank heeft geoordeeld dat [appellant] tegenover de betwisting door [geïntimeerde] onvoldoende heeft gesteld om de conclusie te rechtvaardigen dat de geleverde regenjassen niet aan de overeenkomst beantwoorden. De rechtbank heeft daarom de vordering afgewezen en [appellant] in de proceskosten veroordeeld.
2. In hoger beroep vordert [appellant] dat het hof het bestreden vonnis vernietigt en, opnieuw rechtdoende, de vordering alsnog toewijst en [geïntimeerde] veroordeelt in de kosten van beide instanties.
3. Met zijn grieven en de daarop gegeven toelichting keert [appellant] zich vooral tegen het oordeel van de rechtbank dat [appellant] onvoldoende heeft gesteld om de conclusie te kunnen rechtvaardigen dat de geleverde regenjassen niet aan de overeenkomst beantwoorden.
4.1
Het hof ziet aanleiding eerst in te gaan op het door [geïntimeerde] gedane beroep op haar Algemene Verkoop en Leveringsvoorwaarden.
4.2
Nadat [geïntimeerde] zich in eerste aanleg bij conclusie van antwoord op deze voorwaarden had beroepen, heeft [appellant] bij conclusie van repliek ontkend dat algemene voorwaarden van toepassing zijn. Bij conclusie van dupliek heeft [geïntimeerde] de toepasselijkheid van haar algemene voorwaarden nader onderbouwd, door aan te voeren dat partijen al vijftien jaar overeenkomsten sluiten, dat [appellant] regelmatig facturen van [geïntimeerde] ontving waarop werd verwezen naar de algemene voorwaarden. Dit is door [appellant] niet gemotiveerd weersproken. Bij deze gang van zaken heeft te gelden dat op de koopovereenkomst tussen partijen de door [geïntimeerde] overgelegde Algemene Verkoop en Leveringsvoorwaarden van toepassing zijn. Het hof zal derhalve van die toepasselijkheid uitgaan.
4.3
[geïntimeerde] heeft zich erop beroepen dat [appellant] niet binnen de in de algemene voorwaarden genoemde termijn van acht dagen bij hem heeft gereclameerd, zodat hij op grond van haar algemene voorwaarden niet gehouden is [appellant] te crediteren voor ten hoogste de factuurwaarde en evenmin – zo begrijpt het hof – tot enige andere of meerdere schadevergoeding gehouden is.
4.4
Uit hetgeen [appellant] over de aankoop en inontvangstneming van de kleding heeft gesteld en de vermelding van de woorden “Aan u geleverd” op de factuur van 23 februari 2012 leidt het hof af dat de levering aan [appellant] heeft plaatsgevonden uiterlijk op 22 februari 2012. Ook [geïntimeerde] gaat uit van levering op die datum. Volgens [appellant] heeft hij op 1 mei 2012 van een afnemer een klacht over de kleding ontvangen, heeft hij de partij vervolgens direct nagekeken, de klacht juist bevonden en direct doorgegeven aan [geïntimeerde]. Volgens [geïntimeerde] heeft [appellant] pas op 25 mei 2012, meer dan drie maanden na ontvangst van de goederen, gereclameerd. Vast staat derhalve in elk geval dat na de levering meer dan twee maanden zijn verstreken voordat [appellant] zich bij [geïntimeerde] over de kleding beklaagde. Daarmee heeft [appellant] de reclametermijn van acht dagen ruimschoots overschreden.
4.5
[appellant] voert aan dat [geïntimeerde] zich niet kan beroepen op overschrijding van de reclametermijn, nu sprake was van een verborgen gebrek aan de kleding. Weliswaar heeft hij de kleding globaal geïnspecteerd maar volgens hem is, bij koop en verkoop van partijen goedkope textiel en schoenen, inspectie van de goederen slechts bedoeld om te kijken of de goederen aanwezig zijn en de inhoud overeenkomt, niet om te beproeven of de naden goed zijn. Dit is volgens [appellant] de gebruikelijke gang van zaken. Het hof verwerpt dit verweer. Volgens [appellant] bestonden de gebreken erin dat de jaszakken niet goed aangebracht waren waardoor deze spontaan loslaten, en dat de afwerking ondeugdelijk was en de naden bij lichte aanraking scheurden. Voorts heeft hij gesteld dat hij direct na ontvangst van de eerste klacht van een klant vaststelde dat deze gegrond was. Daaruit leidt het hof af dat indien de door [appellant] bedoelde gebreken ten tijde van de koop en de levering bestonden, deze gebreken eenvoudig waren vast te stellen. Nu tussen partijen een reclametermijn van acht dagen was overeengekomen, lag het op de weg van [appellant] de gekochte kleding zo tijdig op gebreken te onderzoeken, dat eventuele gebreken binnen de reclametermijn aan [geïntimeerde] konden worden voorgelegd. Dat brengt mee dat [appellant] de gebreken, zo al niet bij de inspectie ter gelegenheid van de koop, dan toch in elk geval direct na ontvangst van de kleding redelijkerwijs had behoren te ontdekken. Nu [appellant] de gebreken derhalve bij normale oplettendheid zelf had behoren te ontdekken, kan niet van een verborgen gebrek worden gesproken. Het daarop gebaseerde verweer tegen het beroep op de reclametermijn faalt derhalve.
4.6
[appellant] voert voorts aan dat [geïntimeerde] de klacht vanaf het begin erkende en dat hij een voorstel tot vergoeding deed en dus extra benadrukte dat de klacht gegrond en geaccepteerd was. Kennelijk meende [appellant], zo leidt het hof uit zijn stellingen op dit punt af, dat hij ervan mocht uitgaan dat [geïntimeerde] zich niet zou beroepen op de reclametermijn in de algemene voorwaarden. Deze stellingen acht het hof onvoldoende onderbouwd. Uit het enkele feit dat een verkoper een klacht van een koper, zeker als het een koper betreft met wie hij al jaren zaken doet, in behandeling neemt en naar aanleiding daarvan een voorstel doet voor een regeling, vloeit naar het oordeel van het hof niet voort dat de klacht wordt erkend en evenmin dat de verkoper in verband daarmee afstand doet van verweren die hij mogelijk kan ontlenen aan de koopovereenkomst of de toepasselijke algemene voorwaarden. Nadere omstandigheden waaruit volgt dat dit in dit geval anders is, zijn door [appellant] niet gesteld, zodat het hof aan de stellingen van [appellant] zal voorbijgaan.
4.7
Ten slotte heeft [appellant] aangevoerd dat [geïntimeerde] zich niet kan beroepen op nalatigheid van [appellant] bij het inspecteren van de kleding, nu [geïntimeerde] zelf nalatig is geweest hem de correcte informatie te verstrekken. Daarmee doelt hij, naar het hof begrijpt, op de stelling van [geïntimeerde] bij conclusie van dupliek dat hij [appellant] had geïnformeerd dat de kleding door Zeeman niet goed genoeg was bevonden en dat Zeeman bij verkoop in Nederland haar naam daaraan niet wilde verbinden. Het hof oordeelt daarover als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat [geïntimeerde] aan [appellant] had meegedeeld dat de kleding was geretourneerd door Zeeman, dat [geïntimeerde] de kleding niet zelf had gezien en dat bij verkoop in Nederland de labels van Zeeman verwijderd moesten worden. In het licht van die vaststaande omstandigheden valt uit de zojuist bedoelde stelling in de conclusie van dupliek dat de kleding door Zeeman niet goed genoeg was bevonden, niet af te leiden dat de reden voor retournering van de kleding gelegen was in gebreken aan de kleding. Derhalve behoefde [geïntimeerde] daarvan geen mededeling aan [appellant] te doen. Daarbij kan in het midden blijven of [geïntimeerde] de hier bedoelde mededeling nu wel of niet heeft gedaan.
4.8
Het voorgaande brengt mee dat het beroep van [geïntimeerde] op overschrijding van de reclametermijn slaagt. Dat brengt mee dat, zoals [geïntimeerde] onweersproken heeft gesteld, [geïntimeerde] niet tot enige terugbetaling is gehouden en evenmin tot schadevergoeding. Ook de vordering tot ontbinding van de koopovereenkomst dient daarom te worden afgewezen, nog daargelaten dat [appellant] daarbij geen belang meer heeft.
5. [appellant] heeft subsidiair ook vernietiging van de koopovereenkomst op grond van dwaling gevorderd. Daartoe heeft hij gesteld dat de kleding niet beantwoordt aan de Disney kwaliteit en norm en voorts dat [geïntimeerde] hem voor de totstandkoming van de overeenkomst inlichtingen had behoren te geven teneinde te voorkomen dat [appellant] zich op dat punt een onjuiste voorstelling van zaken zou maken. Het hof oordeelt hierover als volgt. [geïntimeerde] heeft bij conclusie van antwoord in eerste aanleg rapporten overgelegd waaruit volgens hem volgt dat de kleding voldoet aan de door Disney gestelde normen – die naar het hof begrijpt vooral betrekking hebben op het ontwerp – en aan normen betreffende de veiligheid van de gebruikte materialen. [appellant] heeft vervolgens nagelaten, hoewel dat op zijn weg had gelegen, nader uiteen zetten waarom uit de overgelegde rapporten niet kan worden afgeleid dat is voldaan aan hetgeen dienaangaande tussen partijen was overeengekomen (“
conform de Disney kwaliteits en norm”). Nu [appellant] zijn stelling dat de kleding op dit punt niet aan de overeengekomen kwaliteit beantwoordt, onvoldoende heeft onderbouwd, zal het hof aan die stelling voorbijgaan. Dat brengt mee dat de vordering tot vernietiging van de overeenkomst moet worden afgewezen.
6. Het voorgaande brengt mee dat de vorderingen van [appellant] moeten worden afgewezen, ongeacht of een of meer van de grieven terecht zijn voorgesteld. Nu [appellant] bij behandeling van de grieven derhalve geen belang heeft, zal het hof daarvan afzien.
7. Het algemene bewijsaanbod van [appellant] is niet ter zake dienend, zodat het hof daaraan zal voorbijgaan.

Beslissing

Het hof:
 bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
 veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 1.158,= voor verschotten en € 683,= voor salaris van de advocaat.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.S. van Coevorden, D.A. Schreuder en F.R. Salomons en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 maart 2015 in aanwezigheid van de griffier.