GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-14/00577
Uitspraak d.d. 17 februari 2015
[X], statutair gevestigd te [Z], hierna: belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Alkmaar, hierna: de Inspecteur,
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 1 juli 2011, nummer AWB 10/937, betreffende na te vermelden aanslag en beschikkingen.
Aanslag, beschikkingen, bezwaar en geding in eerste aanleg
1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2005 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd na verrekening bij voor bezwaar vatbare beschikking van verliezen uit andere boekjaren tot een bedrag van € 239.037 naar een belastbaar bedrag van € 745.620. Voorts is bij beschikking een bedrag van € 45.785 aan heffingsrente in rekening gebracht.
1.2. Belanghebbende heeft tegen de aanslag, de verliesverrekeningsbeschikking en de beschikking inzake de heffingsrente een bezwaarschrift ingediend bij de Inspecteur.
1.3. Bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de bezwaren tegen de aanslag en de beschikkingen afgewezen.
1.4. Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank te Haarlem. Een griffierecht is geheven van € 298. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
Loop van het geding in hoger beroep, in cassatie en na verwijzing
2.1. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Amsterdam. Een griffierecht is geheven van € 454. Bij uitspraak van 28 maart 2013, nummer 11/00641, heeft het Gerechtshof Amsterdam de uitspraak van de rechtbank bevestigd.
2.2. Tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam heeft belanghebbende beroep in cassatie ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. De Hoge Raad heeft bij zijn arrest van 23 mei 2014, nummer 13/02325, ECLI:NL:HR:2014:1190, (hierna: het verwijzingsarrest) het beroep in cassatie gegrond verklaard, de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam vernietigd en het geding verwezen naar dit Hof ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van zijn arrest. 2.3. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich schriftelijk uit te laten naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad, van welke gelegenheid beide partijen gebruik hebben gemaakt.
2.4. Partijen hebben op elkanders schrifturen schriftelijk gereageerd. Partijen hebben van elkanders reacties kennisgenomen.
2.5. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 25 november 2014, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.
In hoger beroep is, op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door één van hen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, voor zover na verwijzing van belang het volgende komen vast te staan:
3.1. Belanghebbende was 100 percent aandeelhoudster en enig bestuurster van [A] BV). Beide vennootschappen maakten samen met [B] BV) deel uit van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting totdat deze in de loop van 2005 met betrekking tot [A] BV werd verbroken.
3.2. Tot medio 2003 verhuurde [A] BV het pand aan de[Y] te [Z] aan [B] BV om er een autobedrijf in uit te oefenen (hierna: het bedrijfspand).
3.3. Op 1 augustus 2003 is het autobedrijf van [B] BV door middel van een activa/passivatransactie overgedragen aan [C] BV). Het bedrijfspand is vervolgens tot 1 augustus 2005 door [A] BV aan [C] BV verhuurd.
3.4. Op 1 augustus 2005 heeft [A] BV het bedrijfspand verkocht. De fiscale boekwaarde van dit pand bedroeg € 390.543. De fiscale boekwinst die met de verkoop werd behaald, bedraagt € 980.344.
3.5. Na ontvangst van de koopsom voor het bedrijfspand is een bedrag van € 800.000 door [A] BV uitgeleend aan belanghebbende waarna dit bedrag – onder inhouding van 25% dividendbelasting – door belanghebbende als dividend ter beschikking is gesteld aan haar aandeelhouders.
3.6. Rond september-oktober 2005 heeft [A] BV het voornemen opgevat te investeren in twee onroerende zaken, onderscheidenlijk gelegen te [D] en te [E] (hierna: de panden). De panden waren eigendom van [F] BV). De overeengekomen prijs voor beide panden gezamenlijk bedroeg € 1.270.000.
3.7. Op 25 november 2005 om 16.40 uur is de koopovereenkomst betreffende de panden door [A] BV (koper) en [F] BV (verkoper) ondertekend. De koopovereenkomst – die geen ontbindende of opschortende voorwaarde bevat – vermeldt onder meer:
"
Artikel 5: Omvang leveringsverplichting
De verkoper is verplicht om:
a. vooromschreven onroerende zaken te leveren, die onvoorwaardelijk zijn en niet onderhevig zijn aan welke vernietiging dan ook;
b. de verkochte zaken te leveren vrij van beslag, hypotheken of inschrijvingen daarvan en vrij van alle bijzondere lasten en beperkingen, met uitzondering van die, welke eventueel uit deze akte blijken.
(…)
1. Het verkochte wordt gelijktijdig met de betaling van de kooppenningen afgeleverd en aanvaard in de staat, waarin het zich alsdan bevindt, met dien verstande, dat die staat niet minder mag zijn dan de staat, waarin het verkochte zich heden bevindt, en voorts met alle lusten en lasten.
(…)"
3.8. Vervolgens heeft belanghebbende op 25 november 2005 om 17.07 uur de aandelen in het kapitaal van [A] BV verkocht en overgedragen aan [F] BV (hierna: de aandelenoverdracht). In de desbetreffende notariële akte is belanghebbende geduid als 'verkoper' en [F] BV als 'koper' en is – voor zover thans van belang - opgenomen:
4. De balans van de vennootschap per heden, hierna ook aangeduid als: de overdrachtsbalans, (…), geeft een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het zichtbaar eigen vermogen van [[A] BV] per laatstgenoemde datum. Uit die balans blijkt onder meer, dat:
[[A] BV] een zichtbaar eigen vermogen heeft van ten bedrage van (…) (€ 745.149,00);
[[A] BV] een vordering op de enige aandeelhouder heeft ten bedrage van (…) (€ 899.054,00);
[[A] BV] een voorziening inzake latente vennootschapsbelasting heeft die is gewaardeerd op (…) (€ 153.905).
(…)
KOOP
[Belanghebbende] (…) heeft op heden verkocht – onder de opschortende voorwaarde dat er een koop met betrekking tot de uit de balans blijkende onroerende zaak tot stand is gekomen – aan [[F] BV] (…) die heden – onder genoemde opschortende voorwaarde heeft gekocht:
de hiervoor sub 1 omschreven aandelen in het geplaatste aandelenkapitaal van voornoemde vennootschap [[A] BV], voor de prijs van (…) (€745.149,00).
(…)
KOOP-EN OVERDRACHTSBEPALINGEN
(…)
Artikel 1: De koopprijs
1. Voormelde koopprijs wordt voldaan doordat [[F] BV] de schuld ad (…) (€ 899.054,00) die de verkoper thans aan [[A] BV] heeft, bij deze een gedeelte ad (…) (€ 745.149,00) overneemt van de verkoper. (…) Verkoper neemt bij deze wijze van voldoening van de koopprijs genoegen zodat bij deze kwijting aan de koper wordt verleend. Het restant van de schuld van de verkoper aan [[A] BV] ad (…) (€ 153.905,00) is heden gestort (…), zodat terzake aan de verkoper kwijting wordt verleend.
(…)
Artikel 5: Overgang baten en lasten
De verkochte aandelen worden bij deze overgedragen in de macht en het bezit van de koper. Alle daaraan verbonden rechten worden direct na het verlijden van deze akte uitgeoefend door de koper.
Alle sedert heden aan de verkochte aandelen verbonden baten en lasten zijn ten bate respectievelijk schade van de koper.
(…)
(…)
Het risico of [[A] BV] heeft zorg gedragen - binnen de regels van de ruilarresten en/of artikel 3:54 van de Wet op de inkomstenbelasting - voor een fiscaal adequate herinvestering voor wat betreft de dit jaar verkochte onroerende zaak (…) is geheel voor rekening van de koper. De koper vrijwaart de verkoper van iedere aansprakelijkheid van de fiscus in het geval bedoelde herinvestering en/of de herinvesteringsreserve uit hoofde van de verkoop en levering eerder dit jaar van een onroerende zaak niet wordt erkend casu quo vrijvalt."
3.9. Daarna is op 25 november 2005 om 17.13 uur de notariële akte betreffende levering van de panden door [A] BV (koper) en [F] BV (verkoper) gepasseerd. Daarin is onder meer bepaald:
"KOOP- EN OVERDRACHTSBEPALINGEN
Voormelde koop en overdracht zijn onvoorwaardelijk en zijn aangegaan casu quo verricht onder de volgende bepalingen:
Artikel 1: Betaling koopprijs
(…) De verkoper en de koper stellen vast, dat de verbintenis tot betaling van de gehele koopsom is teniet gegaan. De verkoper verleent de koper kwijting voor de koopsom.
(…)
Het verkochte wordt direct na het verlijden van deze akte afgeleverd en aanvaard in de staat, waarin het zich thans bevindt (…). (…)
Het verkochte wordt afgeleverd in verhuurde staat (…).
(…)"
3.10. Tot de gedingstukken behoort de balans per 25 november 2005 van [A] BV, die is opgemaakt ten behoeve van de verkoop en overdracht van haar aandelen aan Z BV. In deze balans is met betrekking tot de materiële vaste activa vermeld:
"
MATERIËLE VASTE ACTIVA
[in euro’s]
Boekwaarde per 31 december 2004:
Aanschafwaarden 561.289
Afschrijvingen
(170.746)
390.543
Overzicht mutaties gedurende 2005:
Stand 31 december 2004390.543
Herinvestering pand 1.270.000
Desinvesteringen (561.289)
Afgeschreven over
Desinvesteringen
170.746
Stand per 25 november 20051.270.000
Recapitulatie van de boekwaarde per 25 november 2005:
Aanschafwaarden
1.270.000
1.270.000"
3.11. Blijkens het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting van het Gerechtshof Amsterdam gehouden op 1 oktober 2012 heeft de gemachtigde van belanghebbende verklaard:
"De HIR BV kan verkocht worden mits een juiste volgorde van de rechtshandelingen wordt aangehouden. Deze volgorde is ook beoogd door partijen. Er is scherp gehandeld, maar volgens de wet zou dit moeten kunnen."
3.12. Tijdens de mondelinge behandeling van de zaak ter zitting van dit Hof heeft de gemachtigde van belanghebbende – zakelijk weergegeven – verklaard:
"Belanghebbende heeft nimmer het oogmerk gehad de wettelijke regeling van artikel 15e van de Wet op de vennootschapsbelasting te ontgaan. Belanghebbende heeft geen oogmerk van belastingontwijking gehad. Het enige dat belanghebbende wilde bereiken is een correcte afwikkeling van de herinvestering die heeft plaatsgevonden na de gedwongen verkoop van het pand te [Z] Met betrekking tot de (gekochte) panden te [D] en [E] is voor [F] B.V. niets veranderd. De wijze van exploitatie van de panden is binnen het concern [F] hetzelfde gebleven, namelijk de verhuur van onroerend goed."
3.13. In een verslag van een op 30 juni 2009 gevoerd gesprek van de twee bestuurders van belanghebbende, vergezeld van haar toenmalige gemachtigde, met twee medewerkers van de Belastingdienst is voor zover thans van belang – onder meer vermeld: